Marcel Minnaert astrofysicus 1893-1970
(2003)–Leo Molenaar– Auteursrechtelijk beschermdDe rok van het universum
[pagina 207]
| |
Marcel Minnaert en Miep CoelinghMinnaert had bijna een kwart eeuw met zijn moeder samengeleefd. Zijn vader had hem destijds voorgehouden dat hij zich moest wegcijferen in de arbeid en voorzichtig moest zijn bij de keuze van een levenspartner. Hij had de leeftijd van dertig jaar genoemd. Dat zal bij Minnaert niet veel gescheeld hebben. Er is niet veel bekend over de ontluikende liefde tussen de extraverte Marcel Minnaert en de uiterst gesloten Maria Bourgonje ‘Miep’ Coelingh. Zij ging in 1923 na de hbs op haar zeventiende in Utrecht natuurkunde studeren. Ze moeten elkaar dat eerste studiejaar al ontmoet hebben. De liefdesrelatie tussen de studente en haar docent zal misschien pas begonnen zijn ná Minnaerts eerste eclipsexpeditie, in de lente van 1926. Hij was toen 33 jaar en Miep, geboren op 17 februari 1906, was 20. Zij woonde nog bij haar ouders in Bussum en spoorde naar Utrecht. De verliefde Minnaert kreeg het fiat van de ouders. Enkele ansichtkaarten signaleren hun relatie. De vroegste was van Jet Mahy, die in mei 1927 vanuit het Vlaamse Blankenberge schreef:Ga naar eind1 ‘Blij dat ik U tenminste eens terloops terug gezien heb en dat ik eventjes kennis gemaakt heb met mej. Coelingh.’ Vader Derk Coelingh had als wiskundestudent een beurs gekregen van de gemeente Amsterdam, was leraar wiskunde en later directeur geworden van de 3e hbs aan de Mauritskade. Hij was in 1900 cum laude gepromoveerd in de wis- en natuurkunde en getrouwd met een lerares Frans, Maria Bourgonje Smit. Ze hadden vier dochters gekregen: | |
[pagina 208]
| |
Joop, Wil, Miep en Mia, die één, vier en negen jaar scheelden. Ze woonden buiten Amsterdam vanwege de malaria van de moeder. Vader Coelingh bracht het tot lid van de Onderwijsraad en werd in 1924 benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Minnaert en Derk Coelingh moeten elkaar al gekend hebben voor er van een verhouding met Miep sprake was. Coelingh was immers de levenslange secretaris van de Nederlandse Natuur- en Geneeskundige Congressen,Ga naar eind2 waar Minnaert zowel zijn trapverzwakker als zijn equivalente breedte had gepresenteerd. Coelingh kende zijn Vlaamse confrater Frans Daels, hoogleraar in de medicijnen, secretaris van de gelijknamige Vlaamse Congressen en initiator van de IJzerbedevaarten. Coelingh moet de hartstocht van zijn schoonzoon voor de natuurkunde, de didactiek én Vlaanderen goed begrepen hebben en bewilligde dus in diens nieuwe passie. Het leraarsgezin moet niet erg warm geweest zijn. De vader was altijd op pad voor de wetenschap. De moeder had haar werk buitenshuis opgegeven, was koel jegens de kinderen en kon het gezin niet tot een eenheid smeden. Met Miep had de moeder een moeizame relatie. Twee kinderen gingen een natuurwetenschap studeren: Wil biologie en Miep natuurkunde. Destijds vormden de meisjes trouwens de helft van het contingent natuurkundestudenten. Toen Miep vijftien was had ze Felix Ortt leren kennen, destijds Minnaerts buurman, die vanuit Soest leiding gaf aan de Vrijzinnig Christelijke Jeugdgemeenschap van Bussum. Derk Coelingh was lid van de vooruitstrevende Vrijheidsbond en deed veel voor de Volksuniversiteit. Hij was atheïst en Mieps moeder was niet-gelovig. Toch moesten de meisjes in het kader van hun algemene ontwikkeling vijf jaar lang naar catechisatie. Miep werd lid van de Hervormde Kerk en liet zich na haar huwelijk per deurwaarder uitschrijven. Miep was dol op Marcel en deelde al zijn idealen. Ze was lerares geweest op een nijverheidsschool voor meisjes, waar zij had gepionierd met Natuurkunde voor leerlingenproeven.Ga naar eind3 Ze ging voordrachten houden over de positie van de vrouw voor Vlaams-Hollandse Verenigingen. Zij leefde voor de wetenschap. Haar eerste wetenschappelijke publicatie schreef ze op het Fysisch Laboratorium toen ze 21 jaar was, samen met hartsvriendin Truus Eymers en directeur Ornstein.Ga naar eind4 | |
[pagina 209]
| |
Een huwelijk en een scheidingMiep en Marcel trouwden op 20 december 1928. Het verhaal gaat dat ze wars waren van traditie, ongetrouwd wilden samenwonen en trouwden in regenjas. Het verhaal gaat ook dat Ornstein had gedreigd dat hij hen ingeval van ‘hokken’ uit het Fysisch Laboratorium zou laten zetten. Miep wilde na haar huwelijk met haar meisjesnaam aangesproken worden, wat zeer ongebruikelijk was. Een laboratoriumbediende had begrepen dat ze niet langer ‘juffrouw Coelingh’ heette en niet ‘mevrouw Minnaert’ wilde heten en sprak haar in arren moede maar aan met ‘juffrouw Minnaert’. Het echtpaar trok in bij moeder Minnaert in huize De Blauwvoet. Dat was misschien voorstelbaar voor een onervaren vrouw van 22 jaar die graag het ouderlijk huis wilde verlaten, maar Minnaert had kunnen weten dat dit problemen zou geven. De Vlaamse weduwe aanbad haar zoon en bezag haar schoondochter met scepsis. De terloopse manier waarop haar zoon trouwde, zal haar niet slecht uitgekomen zijn: een officieel huwelijk en een nieuwe woning zouden een duidelijk signaal geweest zijn dat voor haar een andere tijd was aangebroken. De huwelijksreis werd de eclipsexpeditie naar Sumatra van 1929: voor Minnaert was het de tweede bootreis naar Sumatra in drie jaar. Ze scheepten in maart in en kwamen vier maanden later terug. Op 3 mei schreef Minnaert:Ga naar eind5 ‘Dikwijls tot 10 en 11 uur 's avonds ben ik aan 't proeven nemen en Miep helpt me altijd mee en is onvermoeibaar. Blijkbaar om de dubbele reden dat ze mij niet alleen wil laten en dat ze 't zelf prettig werk vindt.’ Ze leidden een eigen leven, op de boot en in een onderkomen op Idi. Het verhaal gaat dat Minnaert zijn hoed afnam voor de koelies: dat was ongehoord. Miep en Marcel praatten met de inlanders en hoorden de oude verhalen van de opstand in Atjeh. Toen al moet bij hen de idee zijn ontstaan dat het communisme kon bijdragen aan een menswaardiger wereld. Aan het eind van de reis bleek Miep zwanger. Ze vierden dat met een aanvullende vakantie in Zwitserland. Koenraad werd geboren op 28 januari 1930. Bewaard is een ansichtkaart van Mieps zus Wil uit het Indische Pasoeroen:Ga naar eind6 ‘Lieve mensen, wat een leuke kiekjes; op de twee grote van 2 maart 1930 lijkt hij op Miep, vind ik. Ook leuk van Vader en Moeder. Vader houdt hem echt handig vast. Van moeder is dat natuurlijk, van haar zijn het ook goede kieken maar zij moet nodig eens | |
[pagina 210]
| |
een zakkammetje aanschaffen! Sneu dat je je meisje kwijtraakt, heb je al een ander?’ Miep kreeg het waarschijnlijk hard te verduren op de Parklaan. De mentaliteit van die bazige moeder en van de eenkennige Miep verschilden zeer van elkaar: daarbij speelde ook het verschil tussen een Vlaamse matrone én die van een zelfstandige Nederlandse vrouw. De schoondochter moest volgens Jozefina Minnaert doen wat de schoonmoeder zei. Waarschijnlijk is er vanaf het begin een slechte relatie ontstaan. Miep leefde voor de wetenschap en zette haar studie voort, ook toen ze kinderen had gekregen: ze nam een dienstmeisje om voor de kinderen te zorgen. Jozefina verzette zich daartegen, hoewel het destijds in Brugge, voor de dood van Marcels vader, net zo was gegaan. Miep Coelingh studeerde tot ontsteltenis van menig hoogleraar met dikke buik af, drie weken voordat Boudewijn op 5 april 1931 zou arriveren; dertien maanden na Koen. De Germaanse namen weerspiegelden de Vlaamse strijdbaarheid: ‘koen van raad’ en ‘boude wien’ (dappere vriend). Ansichtkaarten van augustus 1931 uit zes Spaanse steden tonen aan dat Minnaert samen met zijn moeder haar 75e verjaardag vierde. Uit Madrid schreef hij aan Koen:Ga naar eind7 ‘In dit paleis woonde vroeger een koning, een heel rijk man. Maar nu hebben de mensen gezegd dat de koning weg moest gaan. En nu wonen er veel andere mensen in het huis, maar geen koning meer.’ Achteraf preludeert deze tekst op de burgeroorlog. Minnaert ging met zijn moeder op reis, terwijl zijn vrouw de baby's verzorgde. Dat had weinig met het ‘frisse huwelijksleven’ te maken waarvan Minnaert bij zijn vriend Burgers zo hoog had opgegeven. Op een gegeven moment heeft Miep waarschijnlijk geëist dat de moeder apart ging wonen in een huisje op het terrein, dat alleen van buitenaf te bereiken was. Misschien heeft de Spaanse reis de doorslag gegeven bij haar besluit deze woningscheiding door te zetten. Jozefina Minnaert-van Overberge kreeg daar gezelschap van juffrouw Anna Secrève, die de metgezellin van de flamingante Roza De Guchtenaere was geweest. Miep Coelingh wilde promoveren, maar stuitte op een muur van afkeuring. Ornstein was niet gekant tegen vrouwen in de fysica, maar vond dat moeders thuis hoorden.Ga naar eind8 Op het Fysisch Laboratorium werd spottend over haar gesproken als over ‘de tweede madame Curie’. Miep kon gelukkig terugvallen op een club van zes meiden in de fysi- | |
[pagina 211]
| |
ca, met wie ze sterk kon staan in dit mannenbolwerk. Miep zette haar promotie door en haar man volgde haar daarin. Zij kon uiteindelijk promoveren bij de chemicus H.L. Kruyt. Ze mocht van Ornstein tóch experimenten uitvoeren op het Fysisch Laboratorium. | |
De curies: een voorbeeldig huwelijk?De hatelijke verwijzing naar Curie was misschien mede te wijten aan een boek van MinnaertGa naar eind9 dat zowel ging over De radioactiviteit als over Het leven van Pierre Curie. Daarin pakte hij het begrip ‘kernreactie’ op en trok hij betrekkelijk vroeg een revolutionaire conclusie: ‘De sterrenkundige heeft in de radioactiviteit nieuwe mogelijkheden gevonden om te verklaren wat de bron is der warmte van de zon en van de sterren.’ Minnaert spiegelde waarschijnlijk zichzelf in zijn biografische schets van Pierre Curie: ‘Een zwijgzaam man, dikwijls verloren in zijn gedachten. En toch voelde men dat een zachte beminnelijkheid van hem uitging, een grote welwillendheid en hulpvaardigheid jegens iedereen. Hij had zijn vaste begrippen van wat goed en edel is en in alles wat hij deed leefde hij volgens die begrippen, ook al bracht hem die karaktervastheid weinig voordeel. Nooit wilde hij op zulke punten schipperen of liet hij zich meeslepen door halfheid. Aan oppervlakkige verstrooiingen deed hij niet mee, maar hij was uiterst gevoelig voor schoonheid en wijdde verder zijn gehele leven aan de wetenschap. Zo menige andere geleerde kan zich niet geheel bevrijden van de zo menselijke zucht naar erkenning, naar roem, naar vooruitkomen in de wereld. Curie dacht bij zijn werk niet aan deze dingen; al zijn gedachten gingen naar dit éne doel: het begrijpen en doorgronden van de verschijnselen. Nooit haastte hij zich een ontdekking te publiceren om te beletten dat een ander hem vóór zou zijn; wie de eer verwierf was hem onverschillig, als de wetenschap maar vooruitkwam.’ Het is de vraag hoe Minnaert op die laatste wijsheid kwam: in ieder geval had hijzelf zich wel degelijk gehaast met publiceren om de concurrenten voor te blijven. Minnaert schetste enkele tableaux vivants van het leven van de Curies. Een ervan betrof waarschijnlijk ook zijn eigen huwelijk: ‘De oude opvatting, dat de man er is om voor geld te zorgen en de vrouw | |
[pagina 212]
| |
voor het huis en de kleren, willen zij niet erkennen en in plaats daarvan gaan ze pogen, als man en vrouw ook kameraden te zijn in hun levenswerk. Zij willen elkander ook daarbij aanmoedigen en bijstaan en samen lief en leed delen. Is deze vorm van liefde en trouw niet ten minste even edel als wat men zich vroeger als de plichten der huisvrouw placht te denken? Voor mevrouw Curie betekent het huwelijk dus geenszins, dat ze het wetenschappelijke werk vaarwel zegt. Zij is lerares aan de Hogere Normaalschool voor meisjes te Sèvres bij Parijs, zodat ze ook haar deel bijdraagt tot het inkomen van het gezin, en in haar vrije tijd wijdt ze zich geheel aan het natuurkundig onderzoek.’ Marya Curie-Sklodowska was dus ‘regentes’ geweest en was zich als moeder van twee dochters aan de wetenschap blijven wijden. In het tafereel van 1906 werd Pierre overreden door een koets. ‘Mevrouw Curie zet het werk van haar man trouw voort,’ schreef Minnaert achteloos, terwijl hij eerder had betoogd dat zij het onderzoek naar de radioactiviteit was begonnen. Marie Curie zou als enige zowel de Nobelprijs voor scheikunde als die voor natuurkunde krijgen, werd hoogleraar en werd niettemin afgewezen als lid van de Franse Académie: ‘Blijkbaar door gebrek aan reclame en politieke vriendjes,’ dacht Minnaert. Hij was er blind voor dat ze als vrouw werd afgewezen. Was Minnaerts idyllische schets van dit geleerdenhuwelijk een blauwdruk van eigen verlangen? Het Franse echtpaar had elkaar leren waarderen op basis van een gelijkwaardige loopbaan, terwijl er geen schoonmoeder bij de koop was inbegrepen. | |
Het dagboek over het gezinslevenMinnaert startte in februari 1934 een Dagboek.Ga naar eind10 Hij wilde net als zijn vader de vroege jeugd van de kinderen documenteren. Koen was toen net vier jaar en Bou bijna drie. Koen kon plotseling wild zijn, grillig en lastig. Hij was gevoelig, trok zich een hard woord erg aan en praatte verstandig voor zijn leeftijd. Boudewijn huppelde rond, at veel en graag, was evenwichtig en opgeruimd. Beide kinderen waren vaak ziek. De ouders schakelden, net als Minnaerts ouders hadden gedaan, tal van artsen in die steevast met tegenstrijdige voorschriften kwamen. Dokter Van Schaik entte de kinderen in tegen verkoudheid. Een | |
[pagina 213]
| |
andere arts kwam met het advies van het douchen met koud water, waarbij de kinderen langzaam twee rondjes moesten schuifelen. Koen ging als eerste naar de Montessoriklas van juffrouw Schroeder-van der Kolk, vlak bij huis. Zijn opvoeding ging niet van een leien dakje: ‘Het is een heel probleem Koen tot enige gehoorzaamheid te brengen. Hij doet alleen wat men zegt als men met hem onderhandelt van gelijke tot gelijke. Door dwang krijgt men hem niet klein. Als hij met Bou speelt is hij de baas, Bou de poes; of hij de kapitein, Bou de zeeman. Koen speelt veel zelfstandig, met touwen, planken, kisten, stenen. Bou is meer op mensen gesteld en moeilijk tot zelfstandig spelen te brengen. Koen noemt zelf zijn moeder ‘mijn lieveling’, en Bou noemt zijn vader ‘mijn lieveling’. Terwijl we toch zo zorgvuldig mogelijk vermijden verschil te maken. Elke avond is het programma: mij van de trein halen, avondwandelingetje, trakteren, uitkleden, douche, koppeltje duiken op ons bed, verhaaltje vertellen, slapen.’ Minnaert las voor uit Nils Holgersson van de Zweedse Lagerlöf en uit de Sprookjes van de Deen Andersen. Hij peinsde: ‘Veel zorg geeft de jaloersheid, die zich uit in een overdreven zorgvuldig wegen en wikken van alles om na te gaan of beide jongens wel precies hetzelfde krijgen mogen. Daarmee gepaard, de neiging van Koen om de baas te spelen over Bou, wat deze beantwoordt door spuwen, lelijke woorden zeggen, enz. Als Bou niet doet wat Koen wil, slaat deze; wat door Bou vrijwel nooit met slaan wordt beantwoord. Op aandringen van Miep doen we ons best deze neigingen alleen door zachtheid en begrijpend redeneren te bestrijden.’ Hij schreef dat hij in 1933 voor Sinterklaas had gespeeld en dat hij zijn pak had uitgetrokken om te laten zien wie deze goedheiligman in werkelijkheid was. Hij had die aanpak kennelijk overgenomen van zijn vader. Het jaar erna was er weer gebeld en gestampt: ‘De kinderen waren nu niet bang meer, toch nog wat onder de indruk, maar vonden het normaal toen ik weer mijn pak uittrok. Bou juichte dat hij nou een nieuwe pappie gekregen had. Maar hij durfde niet naar boven gaan: ‘Zie je wel Koen dat er een echte St Nicolaas is, want ik heb toch zijn paard gehoord.’’ Magie laat zich nu eenmaal moeilijk verdringen door Verlichting. In de winter van 1934 waren de kinderen de helft van de schooltijd verkouden en ziek. Voor de thuisblijvers stond het dienstmeisje klaar, zodat de ouders de handen vrijhielden. Ze werden bezien door dokter | |
[pagina 214]
| |
De Kleyn, die calciumchloride voorschreef en een dieet zonder purines. Met Pasen 1935 gingen ze drie dagen naar familie in Gent. In de zomer, met Koen vijf jaar en Bou vier, begon pas het spelen op straat met andere kinderen. Dat was een jaar later dan in Brugge bij Marcel het geval was geweest: ‘Ze genieten daar ongelofelijk van. Koen is dikwijls de aanvoerder, die de kleinere jongens allerlei karweitjes opdraagt. Hij verlangt telkens naar verder, naar meer. Als hij heeft wat hij verlangt, denkt hij direct aan het daarop volgende; hij wil alle dingen zo hartstochtelijk; hij kan zo verstandig praten, zijn standpunt energiek en goed verdedigen.’ Over Bou meende zijn vader: ‘Leedvermaak kent hij niet. Als men zijn partij kiest tegen Koen wordt hij boos en zegt dat men Koen zijn zin moet geven.’ Miep Coelingh hanteerde een sobere opvoeding, waarin spaarzaam werd omgegaan met snoep of geschenken. Op de zondagse wandeling verdeelde zij vier van de zes stukjes van de reep chocola; de rest was voor een andere keer.Ga naar eind11 Het verhaal gaat dat Miep vegetariër was geworden nadat een jeugdleidster haar na het aaien van een lammetje had verteld dat ze dat beestje die avond op bord kon krijgen. Ze had daarover een felle ruzie met haar moeder gehad en vond in haar man een natuurlijke medestander. Zij legde haar vegetarisme op aan de kinderen, die daar soms weinig begrip voor hadden. Het verhaal gaat dat het dienstmeisje Koen eens een stukje ham had gegeven, waarop Miep dat uit zijn handen had geslagen. Er waren zaken waarmee in huize Minnaert niet gespot mocht worden. Het spelen met de kinderen van buurgezinnen leerde de jongens dat elders andere normen golden. Er werd in huize Minnaert niet geknuffeld; het contact tussen de ouders en de jongens was rationeel. In de winter van 1936 pakte Minnaert zijn Dagboek weer eens op. Hij verontschuldigde zich voor een jaar afwezigheid met de voor hem karakteristieke zin: ‘Het heden en de toekomst zijn belangrijker dan het verleden.’ Voor verkoudheden had dokter Hettema een nieuw regiem voorgeschreven: ‘'s Ochtends koude douche, 's avonds warm bad, geen dierlijk vet, geen ei, magere kaas, geen bonen, geen erwten, geen pindanoten. Het resultaat is werkelijk meer eetlust. Hiertoe draagt ook bij het eten van rauwkost 's ochtends.’ Het woord van de artsen was voor de ouders het heilige woord van de wetenschap. Op advies van professor Ten Bockel-Huininck gingen | |
[pagina 215]
| |
ze in de zomer een maand naar Zandvoort: ‘Eenmaal per week kom ik met de kinderen terug naar Bilthoven om Oma goedendag te zeggen die het anders niet uithoudt.’ De kinderen kregen van Oma een autoped. ‘Een enkele keer komen kameraadjes op bezoek. Bestendige vriendschappen vormen zich niet.’ Het lijkt erop dat gezellige kinderverjaardagen niet aan de orde zijn; net zo min als dat vroeger bij Marcel of Miep het geval was geweest. Het gezin lijkt wat in zichzelf gekeerd. Minnaert had nu een eigen gezin, maar zijn stijl van leven was niet veranderd. Hij werd in beslag genomen door zijn wetenschappelijke werk, dat begin jaren dertig internationaal doorbrak. Hij moest daarvoor in 1933 enkele maanden naar de Verenigde Staten. Zijn organisatorische en politieke werk voor de Vlaamse ballingen nam ook veel tijd in beslag. Zijn pionierswerk op het vlak van de natuurkundedidactiek baarde opzien. Hij zette de rusteloze activiteit die hij in het samenleven met zijn moeder had ontwikkeld eenvoudigweg voort. |
|