Referaten gehouden op het zevende congres van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde
(1982)–J. Molemans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Het land van Vogelzang
| |
[pagina 2]
| |
decennia later, althans zeker in 1352, hoorde ook Houweiken onder Heusden tot dit domein. Door deze fundatie en uitbreiding verdwenen de vier dorpen definitief uit het persoonlijk domein van de graaf van Loon. Op dat ogenblik stond er te Zolder nog geen kasteel. Steeds is er sprake van de ‘curia’ of Hof van Vogelzang, waarvan de eerste schrijfvorm - Vogeltsang - uit 1323 dateert. Dit hof wordt gewoonlijk samen vermeld met de ‘curia’ of Hof van Stapel, eveneens te Zolder en wel in de onmiddellijke omgeving van het latere kasteel. De Stapelhoeve zelf werd tot 1717 vermeld. Tot het einde van de 18de eeuw was Stapel tevens de vergaderplaats voor de 4 gemeenten, wanneer ze hun gezamenlijke belangen bespraken. Het primitief kasteel van Vogelzang werd voor het eerst in de leenverheffing van 1422 genoemd, terwijl het huidige kasteel wellicht uit het midden van de 15de eeuw dateert. Binnen de heerlijkheid zelf gingen de 4 gemeenten geleidelijk een eenheid vormen, maar steeds behielden zij hun gemeentelijke zelfstandigheid. Op kerkelijk vlak was de toestand voor iedere parochie verschillend. In Zonhoven oefende de abdij van Herkenrode de kerkelijke rechten uit. In Houthalen bezat het norbertijnerklooster van Floreffe deze rechten; het had in Houthalen eveneens een landbouwkolonie gesticht, met name Hengelhoef (ca. 1140) en Kelchterhoef (sinds 1228). Deze twee domeinen hadden met de heer van Vogelzang verder niets te maken. Houweiken vormde met Heusden één parochie en in Zolder tenslotte waren de kerkelijke rechten in handen van de abdij van Averbode, die ook een aantal goederen onder Bolderberg bezat, de zgn. Bolderbergse winning. Het gehucht Bolderberg hoorde kerkelijk dan weer onder Hasselt, Viversel onder Lummen en Stokrooie onder Kuringen. In tegenstelling met Zonhoven en Houthalen lagen er in Zolder meerdere leen- en laathoven, waaronder het bos- en vijvergebied van Terlamen, een enclave binnen Vogelzang, en het hof van Terboekt met het kasteel van Meilandt. Van de 19 opeenvolgende heren van Vogelzang kunnen we algemeen stellen dat ze bijna allen belangrijke functies vervuld hebben in het graafschap Loon, in de stad of het prinsbisdom Luik of in het Luxemburgse. Hun domein in de Kempen vormde slechts een onderdeel van hun totaal bezit of rechten. De eerste heer, Arnold van Rummen, werd uiteindelijk in 1361 toch nog graaf van Loon en voor deze Loonse successiestrijd zag hij zich wegens geldgebrek genoodzaakt de heerlijkheid over te maken aan zijn schoonbroer Jan van Hamal, die opgevolgd werd door zijn kleinzonen Jan en Engelbert II de la Marck. Deze 4 heren waren nog middeleeuwse ridders, in dienst van hogere politieke belangen, zodat hun belangstelling voor Vogelzang miniem kan genoemd worden. | |
[pagina 3]
| |
Met Hendrik van Bastenaken, neef van Engelbert II de la Marck, kwam daarin vanaf 1422 verandering. Deze Luxemburger vestigde zich op zijn kasteel te Vogelzang, sloeg zoals enkele van zijn voorgangers in Zolder en Zonhoven munt, en liet de 4 schepenbanken registers aanleggen om de rechtszekerheid van de onderdanen beter te waarborgen. Deze registers, gichten en rollen, verschaffen ons heel informatie over de heerlijkheid en de dorpen zelf. Van hem en van zijn opvolger Jan van Autel, eveneens afkomstig uit Luxemburg, zijn de eerste privilegies, schepenbankreglementen e.d. afkomstig. Wanneer de genoemde Jan van Elter of Autel, de eerste van verscheidene generaties van dit geslacht, in 1457 de leenverheffing deed, werd de heerlijkheid omschreven als een ‘feodum baronis’. Deze titel van baronie wijst op een eenheid van de 4 dorpen, die niet meer naast elkaar opgesomd werden, maar als vanzelfsprekend van het leen Vogelzang deel uitmaakten. Deze Jan van Autel was de laatste die munt sloeg, maar ook de eerste die op zijn munt niet de naam Zonhoven of Zolder, maar wel Vogelzang aanbracht, wat opnieuw op die eenheid wijst. In 1565, na de dood van Joris van Autel, bleef zijn vrouw Catharina van Bronckhorst-Batenburch aan het hoofd van de heerlijkheid; zij is wellicht de beruchtste van de bezitters van Vogelzang en we komen dadelijk op haar terug. Omstreeks 1580 werd haar schoonzoon, de Friese edelman Ico van In- en Kniphausen, door zijn onderdanen als heer erkend. Drie generaties met deze naam volgden elkaar op tot 1699, toen Vogelzang naar een andere tak van Autel overging. Na nog twee vreemde eigenaars kocht de familie de Villefagne, een oud Naams geslacht, in 1741 de heerlijkheid en behield tot het einde van het ancien régime de rechten over de 4 dorpen. Komen we nu tot het staatsrechtelijk statuut van het land van Vogelzang. Sinds 1335/36 waren de 3 dorpen dus verdwenen uit het grafelijk domein en met de hoge rechtspraak in leen gegeven aan de heer van Vogelzang. Deze was alleen gehouden tot de leenverheffing voor de Leenzaal en tot de gehoorzaamheid aan de banklok ter verdediging van het graafschap. Dit laatste recht had de graaf uitdrukkelijk voor zichzelf behouden. In 1457 werd het land, zoals gezegd, een feodum baronis of baronie genoemd. Toch vonden we deze titel vóór het einde van de 16de eeuw slechts éénmaal vermeld. In 1550 sprak men nog steeds van een leen of een heerlijkheid. Pas einde 16de eeuw begonnen de heren zich baronnen of vrijbaanderheren te noemen. De heerlijkheid werd een vrijheerlijkheid. Deze statuutswijziging was | |
[pagina 4]
| |
het gevolg van processen ingezet door de genoemde Catharina van Bronckhorst. Deze vrouw van Vogel zang had zoals de meeste van haar familieleden, de zijde gekozen van de calvinisten en had vóór en na de beeldenstorm bescherming verleend aan predikanten op het grondgebied van Zonhoven. De bisschop liet er kort daarop rebellen arresteren, wat felle protesten van Catharina uitlokte. Het conflict mondde uit in meerdere processen voor het Rijkskamergerecht in Spiers, waar in feite over de staatsrechtelijke positie van de heerlijkheid gehandeld werd. Catharina, en later haar schoonzoon en opvolger Ico van In- en Kniphausen, zagen en gedroegen zich als leenmannen, maar niet als onderdanen van de Luikse prins- bisschop; zij beschouwden zich als een rijksonmiddellijke, net als de bisschop zelf. Een feitelijke uitspraak over de twisten zelf kwam er niet, maar uit andere processen blijkt dat Vogelzang in deze periode als Rijksvrijheid was erkend. De prinsbisschop protesteerde dat dit feit de rechten van het prinsbisdom niet kon aantasten, en evenmin de heer van Vogelzang kon ontheffen van de Luikse jurisdictie. Ico noemde zich als eerste vrijbaanderheer of vrijheer en verbood in 1592 op grond daarvan, aan zijn onderdanen nog langer taks- en schouwgelden aan Luik te betalen; ook verzette hij zich tegen de karweien die door de prins- bisschop op zijn kasteel te Kuringen werden geëist. Midden 17de eeuw hielde deze rijksprocessen op en namen de rijksonmiddellijke aspiraties van Vogelzang een einde. de heren bleven zich wel vrijbaanderheren noemen, maar verder had dit kennelijk geen praktische gevolgen. Als zogenaamde rijksvrijheid zou Vogelzang geen belasting moeten betalen aan Luik, maar vanaf 1640 noteerden we taille- en schouwgelden voor de 4 dorpen. Ook het maalgeld en het slaggeld, nl. de 20ste penning op het slachten van dieren, werd door Luik geïnd, en dit in het kader van Vogelzang. De 4 dorpen stelden voor deze gelden onderling een verdeelsleutel op. Tot zover de positie van Vogelzang tegenover de overheid. Binnen het land zelf was het bestuur van de heerlijkheid in handen van de drossaard. Deze was de gevolmachtigde en plaatsvervanger van de heer, door deze mits een borgstelling voor een bepaalde termijn aangesteld. De drossaard trad in de heerlijkheid zowat op als een O.M. nu. Elk van de 4 dorpen bezat een eigen schepenbank, bestaande uit 7 schepenen en een schout, die door de heer voor het leven werden benoemd. Deze banken spraken, in naam van de heer, autonoom recht; ook de behandeling van criminele en correctionele delicten behoorde tot hun bevoegdheid, na lering door het beroepshof van Vliermaal. Deze lokale rechters konden allerhande straffen uitspreken, ook de doodstraf door veroordeling tot de galg. In de uithoeken van het land van Vogel- | |
[pagina 5]
| |
zang lagen er twee galgevelden, één in Lillo onder Houthalen en één in Bolderberg onder Zolder. Welke onderdaan er ook veroordeeld werd, de kosten m.b.t. het timmeren van de galg, het escorteren van de beul e.d. werden over de vier dorpen in bepaalde verhouding verdeeld. In 1716 werd genoteerd dat er in Bolderberg niet alleen 2 vrouwen werden opgeknoopt, maar ook 5 mannen levend werden verbrand. Andere straffen, naast boetes en karweien, betroffen de geseling, de schandpaal, de verbanning of het opleggen van een bedevaartweg, bijv. naar Rome. Deze ‘wegen’ werden door de betrokkene meestal tegen een vast tarief afgekocht. In de kerker van het kasteel te Vogelzang werden de zware misdadigers, in afwachting van hun straf, voorlopig opgesloten. Tegenover de moordenaar paste de heer ook zijn brandrecht toe: het huis van de moordenaar werd in dat geval platgebrand, maar ook deze straf werd gewoonlijk door de familieleden afgekocht. Als grondheer beschikte de heer over de oprichting van de huizen, de uitgave van gemene gronden, verpachting van vijvers, oprichting van schansen, enz. Voor het gebruik van de grond waren de onderdanen jaarlijks cijnzen verschuldigd; deze werden betaald in geld, in natura of in de vorm van karweien. Tot de gerechtigheid van water en wind, eveneens uitgeoefend door de heer, behoorden de waterlopen, de molens, die door Vogelzang verpacht werden, en ook de paanhuizen of brouwerijen. Uit deze gerechtigheid van wind kwam ook nog de bijencijns voort. Elke vreemdeling die zijn korven in het land van Vogelzang plaatste - en dal getal was op Hengelhoef (Houthalen) aanzienlijk - was gehouden de jaarlijkse bartholomeuscijns te betalen. Het jachtrecht werd door de heer in de 18de eeuw voor bepaalde tijd aan derden afgestaan. De heer bezat ook het keurrecht of het recht van de dode hand: Bij het overlijden van een keurman - één per woning en door het gezin daartoe aangeduid - mocht de heer het beste dier uit de stal kiezen of de overeenkomstige waarde in geld. In 1700 vielen er 850 huizen binnen de heerlijkheid onder dit recht, wat de heer gemiddeld 600 gl. per jaar opleverde. Tenslotte stelde de bewoner van het kasteel ook nog rectoren aan in verscheidene kapellen of altaren binnen het land van Vogelzang. Op Stapel of Stapelberg in Zolder, de vergaderplaats bij uitstek van de vertegenwoordigers van de 4 gemeenten, werd het gemeenschappelijk beleid van deze bepaald. Meermaals per jaar kwamen hier schepenen of burgemeesters - of beide tesamen - samen o.l.v. de drossaard. Als men het niet eens geraakte, werd er bij meerderheid beslist. Men besprak er o.m. de houding t.o.v. de oorlogsellende, waaronder de Loonse gemeenten voortdurend gebukt gingen. Voor de dekking van de onkosten aan doortrekkende troepen kwamen de 4 dorpen - zeker vanaf het einde | |
[pagina 6]
| |
van de 17de eeuw - een verdeelsleutel overeen; en in dit verband werden dikwijls ook Helchteren en de rest van Heusden opgenomen. Zo bestond er ook een afspraak voor het logement van legerofficieren; een legeroverste zou te Zonhoven verblijven, een overste-luitenant te Zolder, een majoor te Houthalen en een kapitein of ritmeester te Heusden. In 1711 sloten de gemeenten zelfs een overeenkomst over de wintergarnizoenen die nog in aantocht waren. Waar deze zich ook zouden vestigen, de onderhoudskosten zouden opnieuw volgens de verdeelsleutel door de 4 dorpen betaald worden. De heer van Vogelzang maar vooral zijn drossaard stonden dikwijls in voor de onderhandelingen met de troepen; desnoods trad de drossaard met zijn onderdanen gewapenderhand op tegen de rondzwervende bendes. Op Stapel werden ook de privilegies opgesteld, die de nieuwe heer bij zijn blijde intrede uitvaardigde. In deze privilegies beloofden de 4 gemeenten hun trouw aan de heer en en schonken hem gezamenlijk 1000 gulden. De heer van zijn kant bevestigde de oude privilegies, zijn genegenheid voor en bescherming van de onderdanen, en zijn steun bij de verdediging van de gemeentegrenzen. Verder werden er afspraken in opgesomd, die met het gehele land of met onderdelen ervan gemaakt werden. Deze nieuwe bepalingen hadden doorgaans betrekking op het gebruik van de waterlopen, op de schepenbank, op het gebruik van hout, het uitgeven van keurgoed en derlijke meer. Gelijkaardige artikelen vinden we ook in de jaarkeuren van de dorpen onder de heerlijkheid Vogelzang ressorterend. Deze gemeentelijke reglementen werden opgesteld op de jaargedingen, de plechtige zittingen van de schepenbank in aanwezigheid van de inwoners. Elk jaar opnieuw werden er de oude besluiten, reglementen en gemeentegrenzen voorgelezen, en wijzingen of aanvullingen opgetekend. Deze laatste werden door de bank, in naam van de heer, opgelegd of toegestaan aan het gehele land, aan een bepaalde gemeente, een heerwagen of een gehucht, en eventueel aan een bepaalde categorie inwoners. De meeste artikelen hadden betrekking op het sociaal- economische leven: de landbouw, de schapenteelt, de waterlopen en wegen, de gemene gronden, de lakennijverheid, enz. Verder treft men er artikelen in aan gaande van boetes op vloeken en beledigingen ...... tot het gewicht van brood, het tappen van bier, het verblijf van vreemdelingen en arme lieden in de gemeente. Zoals gezegd werden elk jaar opnieuw de gemeentegrenzen opgesomd en in elk privilegie beloofde de heer telkens de grenzen van de heerlijkheid te verdedigen, wat nodig was, gelet op de geschillen tussen Zonhoven en Hasselt en tussen Houthalen en Helchteren, grensconflicten die van de 15de tot de 19de eeuw aansleepten. Met de regelmaat van een klok werden er zware processen gevoerd, door Zonhoven zelfs | |
[pagina 7]
| |
voor het Rijkskamergerecht. De heer van Vogelzang b.v. steunde Zonhoven zeer duidelijk in haar grenstwisten met Hasselt. midden 16de eeuw liet hij, in zijn aanwezigheid, de Zonhovense schepenbank paalrollen voorlezen, die in de ogen van Hasselt totaal verkeerd waren. Het gedeeltelijk succes van Zonhoven in dit conflic had soms ook te maken met de hoge posities die de heren van Vogelzang bekleedden, o.m. als drossaard van Loon. Bij de komst van de Luikse patriotten in onze gewesten in 1790 werd het kasteel van Vogelzang geplunderd; 2 inwoners van Zolder namen hier, al dan niet gedwongen, aan deel. De vrouw van Vogelzang voerde hiertegen een proces, maar kon voor haar eigenschank geen gelijk halen. Het heerlijk gezag was toen blijkbaar al ernstig aangetast. Enkele jaren later werd de heerlijkheid, met zijn eeuwenoude structuur, waarvan we hier een beeld poogden te geven, door de Fransen van de kaart geveegd en vervangen door totaal nieuwe instellingen, die al meer geleken op wat we nu kennen. Het domein te Zolder bleef tot op heden in handen van de familie de Villefagne, alsook het kasteel uit de late middeleeuwen, één van de weinige getuigen die aan de gemeenschappelijke geschiedenis van deze 4 gemeenten herinnert.
JOS MERTENS |
|