Stormen en stilten(1956)–Maurits Mok– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] Herman Gorter Herman Gorter, waar in de stalen nacht van het heelal dwaalt nog een vonk van uw geladenheid, een krachtcel die vibreren bleef zoals gij eenmaal hier, op deze aarde die uw lichthuis was, van hoofd tot voeten in uw eigen kracht geademd hebt? Sinds mij uw stem geopend werd, heb ik zo menigmaal van dag of nacht de stilte afgeluisterd om de vlam van uw aanwezigheid te voelen meebewegen; want gij hebt uit de kernen van de taal een vuur geslagen, zo doorzichtig als een met de ogen te doorgronden zee, een ruimte, wemelende van de dans, de hoge dronkenschap der elementen. Zo vorstelijk heeft nimmer in dit land een mens met éen gebaar de ademtocht der wereld bij zijn wezen ingelijfd, de schepping als zijn eigen daad gesteld. En daarom wil ik, mij verdiepend in het zwijgen van de hemelen, naar u mijn zinnen rekken: of uw stem daar niet bewind bleef voeren en als licht verschiet. Vorige Volgende