| |
| |
| |
Jan en Piet. Eene Vertelling.
‘Och neen, van 't spelen in den tuin
Zal dezen avond niets meer komen,
O 'k zag het water, als een beek,
Ginds door de groote paden stroomen.
Zie, dat was eerst een regenbui.
'k Wed, zoo die lang had moeten duren,
Dat heel ons huis was weggespoeld. -
Hoor Jan! 't is nog geen zeven uren,
| |
| |
En immers blijft gij tot half acht?
Nu moest gij mij nog iets vertellen,
Iets moois, dat gij gelezen hebt.
'k Ben blij; nu kan ik ook al spellen,
Maar jongen! als ik lezen kan
O dan, dan kan ik alles weten,
Maar kom, vertel, gij weet wel iets.
Of zijt ge al wat gij leest, vergeten?’
Vergeten? foei! wel zeker niet.
Dan kon 't niet helpen, dat wij lezen.
Ik dacht daar aan de Drukkunst juist;
Hoe naar zou 't zonder die toch wezen.
Zeg weet ge wel, door wien en waar
Die schoone kunst is uitgevonden?
Wel neen, maar vast in d'ouden tijd.
Want menschen, die niet lezen konden,
| |
| |
Die waren immers veel te dom?
Och Piet! ze konden zelf niet schrijven.
Geen letters waren hun bekend.
Maar zeker, lang kon 't zoo niet blijven:
Neen? in Egypte, (weet gij, 't land,
Waar eens de vrome Jozef woonde,)
Werd reeds gezorgd, dat naald of zuil
Of steen de landkronijk vertoonde;
Men bijtelde, men grifde, of sneed
Dan beeldwerk, dat iets moest beteeknen;
Zoo wist men lotgeval en tijd
Door plant of dieren te bereeknen.
Doch in Fenicie aan de zee,
Waar 't volk aan koopvaart was verbonden,
Zijn vaste teekens voor de taal,
Of anders letters uitgevonden.
Men schreef toen, 't zij op ezelsvel,
| |
| |
Op palm-blaân, of op 't blad van planten,
Papijrus, of papier genoemd.
Zij groeiden aan de waterkanten,
Meest in Egypten aan den Nijl.
Nu schreef men spreuken en gedichten,
Geschiedenissen, en wat meêr
De domme menschen kon verlichten.
Maar 't kostte altijd veel moeite en geld,
Om al die dingen af te schrijven,
Dus gij begrijpt: het arme volk
Moest, hoe 't ook ging, onwetend blijven.
Dat was toch droevig, maar 'k verlang
Om van de Drukkunst iets te hooren.
Ja, Piet! hier in ons Vaderland
Hier is die schoone kunst geboren:
Wij zijn daar grootsch op en met regt.
| |
| |
Een man, opregt van hart en zeden,
Een kindervriend, vond eerst die kunst,
Nu ruim eene eeuw of vier geleden.
Te Haarlem, waar men onlangs ons
Die scheepjes in de kerk vertoonde,
Daar is het huis nog, waar die man,
Die Laurens Koster eens in woonde,
Wie was die Laurens Koster toch?
Dat was die man nu, dien 't gelukte
Te ontdekken, hoe men op 't papier,
Den vorm der letters duidlijk drukte.
'k Wil u vertellen, hoe dit ging:
Die man, wiens naam elk moet vereeren,
Die Koster, wilde 't a. b. c.
Ook aan zijn dochters kind'ren leeren,
En waarlijk, dat was in dien tijd
| |
| |
Nog veel meêr waard, dan of men heden
De kind'ren zendt naar 't Hooge School;
Hij had elk lettertje gesneden
Op onderscheide stukjes hout;
De kleintjes leerden die dan noemen,
En de oude man was regt voldaan,
Als hij der kind'ren vlijt kon roemen.
Hij gaf hun doorgaans buiten les.
Hij zette zich op 't gras dan neder,
De kinderen leerden eerst vol vreugd,
En sprongen dan weêr heen en weder.
Grootvader moest, na elke les,
Zijn houten letters weêr bezorgen,
Hij vouwde ze in een blad papier.
Doch toen hij eens op zekren morgen
Die weêr had uit zijn zak gehaald,
En vast daar eerst op had gezeten,
Zag hij de letters op 't papier
| |
| |
Gestempeld: 'k moet hier meêr van weten
Zoo dacht hij, als mijn letters hier
Eens in geschikte regels stonden,
Dan konde ik 't lezen, en ik had
Het schrijven zonder pen gevonden.
t'Huis komend werd bedacht, beproefd,
De letters zwart gemaakt, geregeld.
En zie nu was de roem der kunst
Door algemeenen lof bezegeld.
Een soort van pers was ras gereed.
Men drukte, en 't volk stond opgetogen
Van blijdschap en verwondering.
Elk wilde 't zien met eigen oogen.
De boeken werden algemeen,
Niets kon den weetlust meêr bepalen.
Voor letters, slechts in hout gesneên,
Verkoos men ook welhaast metalen.
De Drukkunst werd alom verspreid,
| |
| |
Verbeterd, en de wetenschappen
Zoo lang verdonkerd, deden straks,
Door heel Europa reuzen-stappen.
Zoo heeft het Vader mij verteld
En 'k heb 't omtrent ook zoo gelezen.
Och, dat was mooi. Vertel nog wat.
Neen, 't moet nu haast acht uren wezen.
|
|