Letter-kransje voor lieve en brave kinderen
(1806)–Petronella Moens– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |
[pagina 30]
| |
Dirk is ook een goede jongen,
Als hij Mietje eens treurig ziet,
Dan vermaakt hij haar door kuren;
Toen 't van middag twalef uren
Sloeg, riep Mietje vol verlangen:
't School is uit, komt Dirk nog niet?
Dirk is wild, maar toch met Mietje
Speelt hij altijd zoo bedaard.
Juichend kwam daar straks die jongen
Hier de kamer ingesprongen.
‘Dat's voor Mietje,’ riep hij, ‘Tante
Gaf me een stuk amandeltaart.’
| |
[pagina 31]
| |
Maar, wie zou haar ook niet geven?
't Lieve Meisje is toch beroofd
Van de vreugd, waar in wij deelen.
'k Zal, als wij op 't grasperk spelen,
Madeliefjes voor haar plukken,
'k Heb dit gistren haar beloofd.
Nog berouwt het mij, 'k was Vrijdag,
Ook zoo wel als Dirk, gevraagd
Op 't geboortefeest van Kaatje,
‘'k Heb voor u bedankt,’ sprak Maatje,
‘Reeds twee dagen, heeft uw zusje
Om 't alleen zijn zich beklaagd.
| |
[pagina 32]
| |
'k Moet noodzaaklijk uitgaan, Santje!
Ditmaal blijft gij bij uw zus.’
Maatje zag mijn spijt; ik schreide,
Ja, 'k was geemlijk; Mietje vleide
Toen ik bij haar kwam (foei! 'k bloos nog)
Zelfs vergeefs mij om een kus.
‘Santje!’ vraagde zij, wat scheelt u
‘Heb ik iets misdaan? gij schreit.’
Ach, nu was mijn hart bewogen,
'k Sloeg op haar mijn weenende oogen,
En ik zag haar vleijende armpjes
Vriendlijk naar mij uitgebreid.
| |
[pagina 33]
| |
'k Overlaadde haar met kusjes.
Hoe veel vreugde mist zij niet,
Zonder naauwlijks eens te klagen.
'k Leer van haar elk leed verdragen,
En geduldig zijn; hoe treurig
Zich mijn hoop verijdeld ziet.
|
|