Gebeden voor kinderen(1833)–Petronella Moens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Avondlied. God! Vader! vormer van 't heelal Gij hoort ons biddend wenschen; Voor U weêrgalmt het lofgeschal Van englen en van menschen: Ook ik mag in den avondstond Uw iefde dankend roemen; 't Kind mag U Vader noemen: Ja, 't loflied uit der kleinen mond, U needrig dankend' opgedragen, Zal, goede God! U nooit mishagen. Alweêr een dag verdween zoo vlug, Een deel van 't jeugdig leven; Die dag keert nooit voor mij terug, Geen uur wordt ons hergeven. Maar zocht ik dezen dag met lust Mijn pligten te betrachten? Dan mag ik biddend wachten Op een gezonde en zoete rust. Want Gij, die alles hebt geschapen, Doet zorglooze onschuld vreedzaam slapen. [pagina 15] [p. 15] Wat ik misdeed, berouwt me, o Heer! Ach! 'k ben geneigd tot dwalen. Maar Gij ontfermt U : JEZUS leer Blijft kindren ook bestralen. God schonk mij oudren, die mijn jeugd Vol liefde en zorg bewaken. Leer ik mij zelf volmaken, Dan smaak ik eens 't geluk der deugd. Reeds doet gehoorzaamheid, bij 't spelen En 't leeren, mij in blijdschap deelen. – 't Wordt stil en donker, maar geen nood! Ook nu schenkt God zijn' zegen. Hoe vriendlijk lacht het avondrood Ons van den hemel tegen! Gods wijze liefde schenkt natuur…. Schenkt mensch en dier, na 't werken, Den nacht, om zich te sterken: Zijt ons dan welkom, rustvol uur! God waakt voor de aarde, en starren pronken Aan 't blaauwe azuur, als gouden vonken. Vorige Volgende