Gebeden voor kinderen(1833)–Petronella Moens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] De kleine Willem en zijn vader. VADER. Lieve WILLEM ! zeg, wat deert u? 'k Zie u zelden zoo bedaard. Jongen! hebt ge uw les vergeten, Of verlangt ge iets meer te weten Van 't verhaal dat moeder voorlas? Kind! het is uwe aandacht waard'. WILLEM. Duidlijk hoorde ik, hoe eens JEZUS, Die op aarde ook heeft geleefd, Nimmer kindren heeft verstooten, Maar hen in zijn' arm gesloten; Aan zijn hart gedrukt – en liefdrijk Allen ook gezegend heeft. [pagina 8] [p. 8] 'k Dacht, toen ik dit hoorde, ach JEZUS! Lieve, goede kindervriend! Waart Ge op aarde, ik vloog U tegen; 'k Zoude ook bidden om uw' zegen. Doch neef HENRY zegt: dat bidden Ons tot eer noch voordel dient. ‘God hier boven (zegt neef HENRY) Weet wat heel natuur behoeft; Hij, zoo magtig, zoo verheven, Zal geen kind gehoor ooit geven.’- Lieve vader! kan dat waar zijn? Ach! dan ben ik regt bedroefd. Vroeg hebt gij ons leeren bidden: Moeder zegt:‘wij zijn 't verpligt’ MINA's handjes vouwt zij zamen, Schoon de kleine 't woordje Amen Naauwlijks uitspreekt; en zij sluit reeds, Als wij bidden, de oogjes digt. 'k Bid zoo graag tot God, - Hij helpt ons, Als geen mensch ons helpt in nood: Vader! toen ge, een jaar geleden, Krank waart, heb ik God gebeden, Om uw leven, en vol liefde Redde Hij u van den dood. [pagina 9] [p. 9] VADER. Bid eerbiedig vrij, mijn WILLEM! Wat neef HENRY zeggen moog': God, hoe groot – hoe hoog verheven – Wil, en zal u 't goede geven, Waar ge om bidt; elk staamlend kindje Zelfs, is dierbaar in Gods oog. Ouders (onvolmaakt en sterflijk,) Bieden hulp aan 't vleijend kind; Pogen 't liefdrijk te beschermen: En zoud God zich niet ontfermen? God, die eindloos meer dan ouders, 't Kind, dat Hij hun schonk, bemint. Niets is klein bij God; de schepping Overziet Hij met een blik. ‘Wat ge ook reedlijk moogt verlangen, (Zegt ons JEZUS) zult ge ontvangen, Zoo gij God – uw' God en Vader – Zoo vertrouwend bidt, als IK.’ Vorige Volgende