De Krekel en de Jaguar
(2005)–Paul Middellijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
[pagina 6]
| |
‘Klein hapje gisteren, klein hapje eergisteren. En waaaar blijft nu mijn eten voor vandaag? Hmmm. Ik heb honger en mijn buik doet ook al zo'n pijn’. | |
[pagina 7]
| |
Plotseling stond hij oog in oog met een enorme krekel. | |
[pagina 8]
| |
Nee! Niet zomaar een krekel. Dit was een Kri-Kra-Krekel, koning van de zesvoeters. Een deftige dame hoor! | |
[pagina 9]
| |
‘Maak plaats voor de koning van de dieren, krekeltje!’ ‘Pardon? U bent niet mijn koning, maar koning van de viervoeters!’ | |
[pagina 10]
| |
‘Wat zeg je daar!. Heb je geen respect, krekeltje? Ik kan je met een klap vermorzelen. Pats en het is klaar!’ | |
[pagina 11]
| |
‘Ik kan springen, ik kan vliegen, ik kan lopen. Ik kan rennen, ik kan zingen! En jij, jij kan andere dieren bang maken. Maar dat is toch geen kunst?’ | |
[pagina 12]
| |
‘Groooaaa! Wel zeg je me nou! Grote mond? Ik geef je zo een dreun, dat je aan de andere kant van de wereld terecht komt!’ | |
[pagina 13]
| |
‘Moet je horen, Baas. Even wachten, wat een geraas! Ik heb een voorstel. Samen met alle zesvoeters, versla ik jou met al de viervoeters, binnen één minuut!’ | |
[pagina 14]
| |
‘Jij durft. Kom maar op! Nu! Direct!’ ‘Nee, heer Jaguar. Ik kom samen met de zesvoeters en jij samen met de viervoeters morgenochtend bij de rivier. Klaar?’ | |
[pagina 15]
| |
‘Weet je wel wat je doet? Ik ben wel heel sterk hoor. Aansteller! Maar ik wacht wel tot morgen!’ | |
[pagina 16]
| |
‘Ho ho ho. Nog iets! Als u wint, dan bent u ook mijn koning. Maar als wij winnen, mag u nooit meer een grote mond hebben tegen kleintjes zoals ik!’ | |
[pagina 17]
| |
‘Ha ha ha! Ga maar vast slapen en doe een gebedje. Voor mij wordt het een pretje. Uit de weg! Je zal het weten. Nu moet ik eerst iets eten!’ | |
[pagina 18]
| |
De volgende ochtend stonden ze klaar! Pingo's, herten, schapen, zwijnen en konijnen! Jaguar voelde zich machtig. De apen vonden het prachtig. | |
[pagina 19]
| |
‘Waar blijven ze nou, die bangerikken?’ De zesvoeters zijn nergens te zien. ‘Stil, anders laat je ze schrikken.’ | |
[pagina 20]
| |
‘Zeg a-apie zie jij iets?’ ‘O nee... o nee... ik zie nog niets!’ | |
[pagina 21]
| |
Die komen niet, ze zijn dus bang! ‘Het wachten duurt mij veel te lang’ ‘Wat is dat? Het wordt donker. Ik zie niets meer!’ | |
[pagina 22]
| |
Niemand had ze gehoord. Maar plotseling waren ze daar. Ze vielen uit de bomen, klommen uit de bast. | |
[pagina 23]
| |
Kleine, grote, zwarte, rode mieren en nog veel meer andere dieren. | |
[pagina 24]
| |
Ze beten in alles wat ze zagen. Van onder en van boven, van links, van rechts en van opzij. Ze beten, ze prikten, ze knepen, ze knipten. | |
[pagina 25]
| |
Ze beten in hun lippen, prikten hun tong, kropen in hun oren, op hun benen, tussen hun tenen. Ze gilden van de pijn en vonden het niet fijn. | |
[pagina 26]
| |
Hier een hap en daar een beet. Hier een prik en daar een steek! Oh oh oh, ik hou het niet meer uit. Met duizend bijen op mijn snuit. | |
[pagina 27]
| |
‘Ik geef me oh oh oh, ik geef me over, het is gebeurd, we zijn verscheurd. Ik kan er niet meer tegen, ik kan me niet bewegen.’ | |
[pagina 28]
| |
‘Okee, okee, ik heb verloren. Jij hebt gewonnen... Alsjeblieft.’ | |
[pagina 29]
| |
En met een duik sprongen alle viervoeters achter hem aan. Ze bleven net zo lang onder tot alle kleine diertjes boven kwamen drijven. | |
[pagina 30]
| |
Na een tijdje kwamen ze één voor één aan land. Jaguar lag stilletjes aan de kant. Hij had geleerd dat kleintjes samen heel veel kunnen. | |
[pagina 31]
| |
De jaguar had spijt. Daarom werden ze weer vriendjes. Twee dagen later was er een groot feest. | |
[pagina 32]
| |
De grote en de kleine,
de dikke en de dunne
de rechte en de kromme,
samen zijn wij sterk, samen aan het werk.
|
|