Tusschen ploeg en sikkel(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] De ploeger De spieren en de strengen strak gespannen, Den kop snuivend omlaag, de pooten stijf, Geliefkoosd door den montren roep der mannen, De staarten zwaaiend om het zwoegend lijf, Rammen de paarden met het knauwend kouter, O duldende aarde, uw donker heiligdom, Het bliksemt òp en rijt de voren stouter En veerend stoot zijn vaart de kluiten om, Al naar de ploegstaart voelt den druk der handen, Zich roerend, of door goddelijke kracht Zij diep in u het smartlijk teeken brandde Dat liefde u ten onder heeft gebracht. De paarden dampen en de voren doomen, De ploeger stuurt als spelende, en fluit, Want hij beheerscht dit rein geluk volkomen; Het land ligt om; hij spant de paarden uit. Vorige Volgende