De stille tuin(1933)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Hemelsch avontuur Het donkre huis ontweken In 't middernachtlijk uur, Heeft geen ons nagekeken Op ons hemelsch avontuur? Wij deden de ruit niet rinklen, Klimmend door 't open raam. Zacht gezoold op de sintien Stonden wij daar sâam. Wat wij in haast geplunderd Hadden, een arme schat, Werd, in een doek gebundeld, Behoedzaam aangevat. Wij stilden 't beginnend brommen Van den waakhond met een woord Even gedempt als zijn grommen, En wonnen reeds de poort. En hand in hand geslopen, Aarzelend, naar 't klinket, Smorend door 't snel te oopnen Zijn kreunen, nauw ingezet, Zagen als nooit te voren Wij, dreigend in den nacht, Het huis met tinne en toren En het licht van de wacht. [pagina 71] [p. 71] Wat heeft ons hart gedwongen Liefkozingen en kost Te laten, als een jongen Uit zwaren dienst gedrost? Wij willen niet meer dragen Aards kakelbont blazoen, Achter vluchtige vreugden jagen, Gekitteld door wijn en zoen. Wij hebben voorgoed gekozen Gods roekeloos avontuur: Te jagen naar hemels Roze Zonder rust of duur. Geen dak, geen dek, geen eten Dan na werk en gebed. Wat ons wordt toegemeten 't Zij door God voorgezet. Wij zullen bij Zijn banieren Bidden en zingen zoet, Tot menschen, vertrouwend als dieren, Ons komen tegemoet. En smaalt men: 't zijn maar zwervers! Dan glimlachen wij zacht: Kinderen, ouden, stervers! Wij bidden u: goênacht! [pagina 72] [p. 72] Want gij moet haast gaan dolen Dra slaat uw volle uur. Wij bidden: Gode bevolen! Want de dood is guur. Christus, Prins van de wonden, Gedenk ons allen dan, Als wij U hebben gevonden, Neem ons dan als uw man. O vlekkelooze Roze, Bloeiend in eeuwgen duur, Sier ons, uw haveloozen, Na 't roekeloos avontuur. Vorige Volgende