De stille tuin(1933)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] In memoriam. 'k Heb u niet weergezien, men was u wezen kisten, Voordat ik komen kon; toen zeide men: zie niet! (U, door geen dood ontsteld;) omdat zij zeker gisten: Aan uw beloken licht ontvlamt het stil verdriet. 'k Heb u niet weergezien; gij staat ten donkren spiegel Der ziel zoo scherp gebeeld: een berk voor de avondlucht. De zilvergrijze stam nauw heen en weer gewiegeld. De zonvergulde kroon vervuld van nachtgerucht. O gouden berkeboom, troostlicht in zand en heide, O levensteederheid, getemperd en gestaald; Die ik niet zag en zie, beween ik bijna blijde, Want ruischend uit uw loof is 't licht in mij gedaald. Vorige Volgende