De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] Pinksteren O Geest, toen Gij ternederkwaamt, En voor hun oog gestalte naamt, Doorzonk den hemel ademloos Een stille witte vlammenhoos. Boven hun lichaams donkre zuil Verscheen een zacht bewogen tuil Van licht, en glinsterende gleed Het neder langs hun schamel kleed. Hun mengelmoes van woorden vaal Klonk ieder als zijn moedertaal. In menschenwoord, op menschen wijs Geeft God Zijn heilgeheimen prijs. Geen is zoo druk, geen leeft zoo snel, Of hij hoort Uw vermaning wel: De storm steekt op, de noodklok luidt, De wereld wijkt, o mensch, trek uit! Die U in vlammen openbaart, Wiens adem door de wereld vaart, Die 't al bezielt, doordring ons 't meest, Ken ons, dat wij U kennen, Geest! Vorige Volgende