De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] Emmaus Hun stemmen waren bits geweest Tegen den vreemden vreemdeling. Nu schreden zij met stiller geest Nevens hem door de schemering. Zij zaten in de schemering. En het gezegend avondbrood Ontviel de hand die het ontving. En Hij ontvlood, Want zij herkenden; en ontdaan Zochten zij blij zijn jongren weer. Toen in hun midden, als de maan Tusschen de sterren, rees de Heer. Vorige Volgende