De overgave(1919)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Engelen II. Hij is zachter dan zijn sterke broeder. O zijn oogen lachen zoo bemind Naar Maria, en hij noemt haar Móeder, Zooals vroeger 't zoete Jezuskind. Heel den dag verdroomt hij aan haar voeten, En het hooggestemde instrument Van zijn keel zingt de verkoren zoete Pijnen, die zij vroeger heeft gekend. En ze ziet de bonte schilderijen Van haar leven, als een gobelijn Door den tijd goudkleurig, langs zich glijen, Maar haar hart blijft onberoerd en rein. En hij kweelt zijn heldre hooge noten Of hij heel zijn weeke ziel verzong, En hij voelt: ik kom als stroom gevloten Tot heur hart; en klatert frisch en jong. Vorige Volgende