Kringloop(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 80] [p. 80] Dankliedje Wij hebben niet elkaar gezocht, Maar - 't was zoo voorbeschikt - gevonden. Gij voeldet dat ik vreesde en vocht En hebt me aanvaard met leed en zonden. Gij gaaft uw liefde, de eisch der wet, Zonder bedenken, en met vreugde. Gij hebt uw leven ingezet, Hopende dat gij mij verheugde. O rijke gift van woord en daad, En bidden dat verstilt in zuchten: Dauw over 't uitgestrooide zaad, Zon over traag rijpende vruchten. O leven, dat zichzelven geeft Als water aan de gulzige wortel, Verbintenis die bloeit en beeft, Maar vast als bloedgemengde mortel. [pagina 81] [p. 81] Dit eindigt nooit; het bloed doorloopt Ook doods verborgen donkre bedding. Als 't hart niet meer gelooft en hoopt, Dan is de liefde nog de redding. Redder, dit leven gaat voorbij. Wij moeten klaar staan te vertrekken. Moge God dan zijn handen strekken En welkom heeten u en mij. Vorige