Kringloop(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] In de Moskee Hij wandelt daaglijks tusschen de pilaren, En de klimrozen en de ruischfontein. Hij kent: de groene vanen en het plein Waar vreemden naar de goudspiralen staren; De Koraanspreuken boven 't deurgordijn; De egale zon; der schaduwen slagorden, Die zwart opdoemen, en verwijderd worden; De stilte, de gebedsroep, en den schijn Der maan, die als een man met een lantaren Den laatsten rondgang doet, en met zijn licht Het donker oproept en den dood, het dichtworden van alles, het naar binnenstaren Der dingen... en zijn hart was als een knaap, Vallende biddend om geluk in slaap. Vorige Volgende