Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 168] [p. 168] De Herders. Zijn glorie heeft hen niet ontsteld, Zij bonden hun sandalen, Zij wisten: dat wat licht ontwelt weerlichten zal en stralen... en oud zijn die verhalen. Zijn stem klonk niet zóó groot en wijs en zóó van God beladen: de goede geur had reeds de spijs van paradijs tot paradijs en God had God verraden. Zij wisten: dat als God eens kwam hij als een kind zou komen... toen hebben zij hun liefste lam op hunnen arm genomen: geen kind vergeet zijn droomen, geen herder ooit zijn lam. Dit eene heeft hen zeer verbaasd: de glans om eigen slapen... Zacht vee, dat langzaam in God graast, zacht vee en zachte schapen; En dit heeft hen het meest verblijd: nu worden zij voor 't laatst verweid en volgen zij den Herder, van eeuwigheid tot eeuwigheid en verder... Jacques Schreurs. Vorige Volgende