Het heilig licht(1922)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] De Jongen te Paard Hij laat den wind maar waaien door zijn haren. Blootshoofds zit hij op 't stijgerende paard. Hij lacht gelukkig; zijn onrustige aard Houdt van vermetelheden en gevaren. Hij is één met zijn ros; en 't zal bedaren Als hij den drift van 't eigen bloed bedaart. Maar hij is jong, en levens snelle vaart Beteugelt hij eerst in zijn kalmer jaren. Hij voelt de warmte van het schokkend dier Weldadig door zijn jonge leden stijgen, En weet zich rap en lenig zooals hij. Hij zit zoo rustig en hij lacht zoo fier Dat alle menschen iets gelukkigs krijgen, Zoo lustig galoppeert hij hen voorbij. Vorige Volgende