Het heilig licht(1922)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Als een Jongen groot wordt Het leven lokt uit honderdduizend oogen, Er is een huivrig streelen in den wind. Met iedren diepen ademtocht verzwindt De kracht, of zoet vergif werd ingezogen. Zijn pols jaagt heet en stokt.... het fel bewogen Bloed, dat zijn gudsende ommegang hervindt, Maakt hem zoo zwak, dat hij graag als een kind In moeders arm heftig zou schreien mogen. De geestelijke boosheên in de lucht Loeren en luistren of door blik en zucht 't Moe hart wanhopig zich van God zal scheuren. God! wil dan helpen! kom ter hulpe, God! Wil, 't kwaad belachend in uw hoogen spot, Dit arm geslingerd hart tot Uw hart beuren. Vorige Volgende