Het heilig licht(1922)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] Le Parfum d'Aiol De woestenij is geel als tijgeroogen, Brandend en trillend, of de vlammen plots Uit zullen laaien, en de winden Gods Doen vreeselijk haar droge koorts verhoogen. De kleine oase ligt, een blauwe droom, Koel in den heeten onrust van haar slaap. Murmelt de bron? de half versmachte knaap Snuift in den wind zijn nauw te speure' aroom. En zoo is dit parfum, dat schriklijk schroeit En als een moeheid door de leden gloeit, Of schrale winden rillende ons verzengen. Dan, zonder overgang, wordt alles frisch, Of een fontein hoog opgespoten is, En wij koud water aan de lippen brengen. Vorige Volgende