Het heilig licht(1922)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] De Lischdodde In stemmig bruin gekleed Sta ik recht tusschen 't breed Gedruisch der harde bladren. Zij zwatelen in 't licht Dat ik met stil gezicht Mijn duister hart voel nadren. Al schijn ik streng en strak, Onstuimig bonst, of 't brak, Mijn hart van minnen. Maar aan mijn kalm gelaat Is er niet een die raadt Hoe 't stormt van binnen. Ik rek mij naar de zon Tot ik de hoogte won Van een gerust versterven. Zon doet mijn bruin fluweel In een diep brandend geel Zijn schoonheid erven. Dan berst door niets gestuit Op eens 't verlangen uit. Ik sta, ontbonden, Naakt in zons warmen gloed. De brand van mijn gemoed Heeft rust gevonden. Vorige Volgende