De donkere bloei(1926)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Sonnetten I. Michel Angelo Machtigste van Gods weinige verkoornen, Die om het schepsel met den Schepper dong: Gij wildet, en uit dooden rots ontsprong Het leven van verrukten en verloornen. Geweldige, die u door 't leven wròng, En zóó mishandeld werd met liefdes doornen, Dat gij van smart niet anders kondt dan toornen, Terwijl het bloed in u zoetwellend zong. En zijt gijzelve van die slaven een, Wier onbewustheid opdrong uit den steen, Maar loome slaap tot 't leven nooit deed ràken? Gij hebt gereikhalsd naar het zien van God, Maar liefde sluierde u met zachten spot: Wereld noch hemel kon u zalig maken. Vorige Volgende