Chineesche gedichten(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 26] [p. 26] De roos. Rijk en luchthartig heeft de roos gebloeid. Haar zijden prachtgewaad was snel versleten. Van een berooid hart wil geen mensch meer weten. 't Verhaal van armoe heeft nog nooit geboeid. Wie wandelt door een leeggewaaide hof? Wie plukt zich een boeket van doode rozen? Trots dorens wordt een jonge knop gekozen. Men waagt zijn bloed niet voor dor hout en lof. IJdel en droef was dit vervoerend blozen, Ons nu ontslapen zorgen nutteloos. En wie dit als zijn levenslust verkoos, Heeft niets dan wonden en verdriet gekozen. Vorige