Der rupsen begin, voedzel en wonderbaare verandering. Tweede deel
(1713)–Maria Sibylla Merian– Auteursrechtvrij
[pagina 25]
| |
een groen blad zittende is in 't geheel zwart, met witte glantzige stipjes boven de wortel van het hair, en onder langs beide zyden met een geele streep geziert, na dat ik ze gevoed had tot in 't midden van September, veranderde ze 't onderste boven hangende in een bruine Pop, na veertien dagen kwam daar uit een Kapelletje, die in schoonheid alle andere overtreft, zynde 't lyf, kop, hoorntjes, en pootjes donker bruin, de bovenste vlerken zwart en donker bruin, met een breede vermelioen roode streep, blaauwe en witte plekjes geteekent, de onderste vlerkjes zyn ongemeen schoon, met veel klein cieraad van alderlei koleur door malkander verzierd. De aan de regterzyde onder deze zittende Rups, zynde 't lyf ligt geel, de kop bruin, de klaauwtjes en voetjes vleeskoleur, veranderde mede op voorige wyze in een bruine Pop, waar uit ook na verloop van veertien dagen zulk een Kapelletje voortkwam, als boven. De derde rondgebogte Rups was eerst zwart, dog veranderde haar koleur, wierd bruin, en leide zig met een ronde bogt neer, waar uit na korten tyd veele kleine Maden kroopen, die zig in een sponnen, en veranderden in Tonnetjes, na twaalf dagen kwam uit elk een zwart Vliegje, mede hier vertoond. Op 't onderste blad zit nog een bruin ruig Rupsje, welkers rug en onderlyf rood was, aangeraakt zynde rolt het zig in malkander, als een klootje; in 't laatst van Mai leid het zig gebogt neer, bleef aldus leggen tot half Juni, wanneer daar een Vlieg uit kwam, welker kop, lyf, en hoorntjes zwart, de vier vlerkjes doorschynend, en de pootjes geel waren, hebbende op 't achterlyf een geele plek. | |
[pagina *41]
| |
XLI
|
|