XXXIV. Blaauw Bessen. Myrtillus baccis nigris.
AAn deze steel kruipt een Rups, welker gestalte heel vreemd, dog zierlyk is, hebbende een bruine kop, boven met vier roode plekjes gezierd, en een dubbelde zwarte baard, 't lyf is bruin met roode en geele streepjes, een breede zwarte streep langs de rug geteekent, daar op vier geele bosjes hair, en op het achterste lit nog een bosje, zynde onder zwart, en boven geel, de zes voorste klaauwtjes met de middelste acht voetjes zyn geel, en de achterste twee zyn zwart. Ik heb ze gevonden in May en Juni, en met deze, als ook met Sleebruin bladen gevoed, tot dat ze haare gestalte verwisselden, 't welk op tweederley wyze geschiede, zommige maakten een open geel gespin, en veranderden in geelagtige graauwe Popjes, gelyk onder ter linkerhand getoond werd, na vier weken kwam daar een zeer slegt Uiltje uit, mede daar boven op een blad getoond, leggende een meenige witte eiertjes. Andere klampten zig vast aan 't deksel van de doos, gelyk deze gedaante boven getoond werd, binnen vier weken kwam daar een slegt vliegend beesje uit, hebbende een zwarten kop en lyf, en zes donker geele pooten, gevende een boven maaten leelyken stank van zig.