VI. Boterbloemen. Ranunculus dulcis.
ZUlke zoort van Rupsen heb ik op deze Bloemen gevonden en daar mede den geheelen Maant April gevoet, zy zyn boven op de rug Orajenkoleur, en van onderen ligt geel, vorders zyn ze swart en weinig hairig, als men ze aanraakt dan rollen zy zig in malkander en blyven zeer lang leggen, in May maaken ze een gespin en veranderen in een bruine Pop, gelyk aan een blad hangende, verbeelt is, na veertien dagen komt daar een schoon Uiltjen uit welkers hooft, lyf, en