De XXVIII. afbeelding.
Deze schoone allergrootste Citroenen wassen op Surinaame in het wilde, de boomen zyn zo groot als de grootste appelboomen in Europa, de bladen en bloeisels zyn den gemeenen Citroenen in alles gelyk, behalven datse grooter en dikker zyn na proportie der vruchten, welke vrucht van binnen weinig marg, maar een zeer dikke schelle heeft, ryp zynde zyn sy zo geel als gemeene Citroenen, sy worden geconfyt, in Holland worden die in de koeken gebakken en zukkade genaamt, in Duitsland noemt men die Citronaat.
Op deze boom heb ik een vreemde en gans ongemeene zoort van beesjes gevonden, die geen gelykheit aan de Rupsen hadden, sy aten deze bladen, kleefden aan dezelve als slakken, hebbende een vel over haar voeten daar sy sig mede aan de bladen vasthechten, sy zyn venynig, waar door ook de leden verstyven en ontsteeken, die daar door aangeraakt worden, den 11 Juny 1701. hebben sy haare huid afgeworpen en een gespinst gemaakt, als op het blad alles te zien is, en is uit een van haar den 27. Juny 1701. (na dat ik al op het schip was om na Holland te koomen) een zulke curieus Uilke gekoomen, gelyk op het zelve blad te zien is.
De schoone swarte met roode en geele vlakken vercierde, en op de vrucht zittende Torre, heb ik om zyn rariteit halven hier by gezet, om de prent te vervullen en te vercieren, hoe wel ik zyn oorspronk niet weet, welkers onderzoeking voor andere overlaten zal.
De Citroenen die hier beschreven werden, zyn overvloedig in Holland bekent, zoo ook de Limmetjes op de zeventiende, en Granaat Boom op de elfde plaat afgebeeld, waarom geoordeelt hebbe daar van niets veel by te voegen.