De XXVI. afbeelding.
VErtoont een tak van een Cacau boom, wiens bladen hard, styf, en grasgroen zyn, de boomen worden zo hoog als een Appel boom, dragen te gelyk bloeisel, rype, en onrype vruchten, de bloeisel is roodachtig, spruit aan weer kanten uit het hout, de jonge vruchten zyn roodachtig groen, alse ryp zyn, zo zyn sy geel als citroenen, sy hebben dikke schellen, die tot vettigheit en mest des lands gebruikt word, de boonen ofte zaden worden in de schaduwe hard gedroogt, eer men die in andere landen verzend; deze boomen wassen zeer geern in Surinaame, hoewel sy moejelyk zyn aan te queeken, wyl sy altyt onder een ander boom moeten schuilen, die haar voor de hitte der zonnen beschermt, alzo sy de groote hitte niet uitstaan konnen, daarom plantmen, wanneer deze boomen noch jong zyn, daar nevens een Banana ofte Bakoven, om de zelve daar mede voor de hitte te dekken.
Diergelyke swarte Rupsen met roode streepen, als een op de groene bladen vertoond word, heb ik veel op de Cacou boomen gevonden, gebruikende het loof tot haare spyse, sy hebben roode streepen met witte puntjes, sy zyn zeer traag en langzaam van aard, den 26. Maart zyn sy by my tot Poppetjes geworden, waar uit den 10. April witte Uilkens voortkwamen, met swarte streepjens en puntjens verciert.
Deze boom is de Cacao Clusii, en de Amygdalis similis Guatimalensis B. Pin. en kan onder geen bekent geslacht van de Oude beschreven gevoegt werden, waarom de Heer Tournefort deze boom ook als een bezonder geslacht in zyn institutiones rei herbariae voorstelt, al waar ook des zelfs bloem en vrucht naukeurig werd beschreeven en afgebeeld.