De XXIV. afbeelding.
IS een Carduus Spinosus wassende in het wild in Surinaame, dragende geele bloemen; aldaar genaamt Maccaï, wassen by na een Manshoogten, hebben zeer aanzienlyke bladen, met lichte blauwachtige aderen doorlopen.
Kleine Wormen met swarte hoofden en swarte steerten, en met oranjen geele lichamen heb ik onder dit doornig gewas deszelfs wortel eetende gevonden, die sig allenskens in Torretjens met geele vlakken veranderen, als onder aan de plant een vertoond word, deze ondervinding heb ik Anno 1701. in Maart gevonden, en alzo myn haare veranderinge anders voor kwam, als die der gemeene Rupsen, zo nam ik voor meerder omstandigheden na te vorschen, aangaande de verandering der Torren.
Ik vond dan den 26. Maart 1701. noch een andere zoort van Wormen in verrot hout, deze veranderden allenskens zo dat men het zien konde tot Torren, alzo dat het onderlyf noch ten deele na den Worm gelykt, zo als een boven vertoont word, de tanden van den Worm groeyen, zetten haar uit en worden tot hoorntjes van de Torren, de vleugels op het lyf zyn in het begin okervervig, daar na worden sy swart na de mate het geheele beest aan groeit tot zyn perfectie, deze leggen hare eyers, daar uit wederom zulke Wormen komen als een op deze distel midden op de plant legt.
Dit gewas is de Papaver spinosum, van Casparus en Joannes Banhinus, waar van niet zonder reden Tournefort in zyn institutiones rei herbariae een nieuw geslacht maakt, en dit gewas voorstelt onder de naam van Argemone Mexicana.