De III. afbeelding.
DEze Vrucht word in Surinaam de kleine Zuurzak genaamt, zullende op Fig. 14 de groote volgen, sy wasschen booms wyze, draagen slechte vruchten van weinig dienst, de vrucht is van buiten geel, van binnen vol swarte zaaden, en met witte merg.
Op deze Boom vond ik Anno 1700. in Augustus deeze schoone groene Rups, sy nuttigde de bladen tot spyze tot den 18. Augusti, wanneer sy het vel afgetrokken zynde tot zoodanig een bruin Poppetje geworden is, uit het welke den 12. September deeze schoone swart en witte Uil voortquam, sy heeft een dubbelde snuit, als zy honing uit de bloemen willen zuigen, leggen sy deeze dubbelde snuit te zamen, dat het een pypjen werd, en zo trekken se haar voedzel na zig, dit gedaan hebbende rollen sy haare snuit dicht by een, en leggen hem in het hair onder haar hooft, dat men die qualyk vinden kan, sy vliegen niet als by nacht, en hebben een stark leven. Door het vergroot glas gezien, vertoont zig het meel op de vleugels, als bruine witte en swarte vederen van bonte hoenderen, het lighaam is zo hairig als een Beer, op de oogen zelfs zyn hairen, den snuit toont zich als de strot van eene gans of endvogel, de voeten en hoorntjes vertoonen zig wonder schoon.
Verscheidene zoorten van Zuurzakken werden in den Prodromus paradisi Batavi onder de naam van Anona voorgestelt: als ook in het derde deel van de Hortus Malebaricus onder de naam van Anona marans en Attamarans beschreeven, jaarlyks worden zaaden van verscheidene zoorten van Zuurzakken uit America in Holland overgezonden, drie bezondere zoorten werden in den Amsterdamschen hof gequeekt, verscheelende van den andere meest in groote.