De persoonsnaamgeving in het Lommels dialect
(1994)–V. Mennen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De persoonsnaamgeving in het Lommelse dialect | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InleidingIn voorbije eeuwen heeft Lommel een vrij geïsoleerde positie ingenomen. Politiekhistorisch vormde het vanaf de late middeleeuwen een Brabants dorp in de Meierij van Den Bosch en grensde het aan het Loonse (Luikse) Pelt. Na 1648 kwam het met de andere meierijdorpen als generaliteitsgebied in de Republiek der Verenigde Nederlanden terecht en zou het pas in 1839 opnieuw politiek met het Zuiden verenigd worden. Bovendien strekte zich rond Lommel in alle richtingen een enorm heidegebied uit, dat een soort natuurlijke barrière vormde en contacten met de buurdorpen uit het ambt van Pelt of de voogdij Mol-Balen-Dessel bemoeilijkte. Hierdoor bleef de Lommelse samenleving eeuwenlang relatief gesloten, wat niet enkel een grote weerslag heeft gehad op het dialect, maar ook op de persoonsnaamgeving. In hetzelfde conserverende milieu waarin de plaatselijke tongval op een zeer specifieke wijze kon gedijen, ontwikkelde zich ook de persoonsnaamgeving. Leef- en werkmilieu, in het bijzonder de agrarische activiteiten, de teutenhandel en (vanaf het einde van de vorige eeuw) de fabrieksarbeid vormden belangrijke sociolinguïstische parameters van de plaatselijke persoonsnaamgeving. Sedert 1960 hebben in een versneld tempo factoren van demografische en sociaal-economische aard de persoonsnaamgeving negatief beïnvloed. Door de bevolkingstoename (o.m. door inwijking) en de definitieve verdwijning van het op de landbouw geënte leef- en bewoningspatroon biedt Lommel geen ‘conserverende milieus’ meer om nog langer een aantal destijds specifieke verschijnselen in taal- en naamkundig opzicht te beschermenGa naar eind(1). In dit artikel is het niet de bedoeling een exhaustief glossarium van de Lommelse persoonsnaamgeving te presenteren, maar op de eerste plaats de morfologische en syntactische karakteristieken ervan te onderzoeken. Daarna volgt een korte semantische benadering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. DefinitiesGa naar eind(2)In de persoonsnaam (PN) onderscheiden we de volgende categorieën: de voornaam (VN), de bijnaam (BN), de kollektiefnaam (KN) en de toenaam (TN).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1. VoornamenNaast de officiële VN in het formele taalgebruik treden in de informele taalsfeer naamvormen op, die een expressieve, affectief geladen variant van de officiële naam zijn. Deze varianten ontstaan door verkorting en suffigering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.1. Verkorting
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.2. Suffigering | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.2.1. Classificatorische suffixen met onderscheid tussen de sekse- het suffix -/a/ komt zowel voor bij oudere als bij jongere vrouwennamen:
- archaïsche Franse suffixen bij (oudere) vrouwennamen:
Een minimale oppositie, d.w.z. een oppositie waarbij dezelfde naam zowel een mannelijk als een vrouwelijk suffix kan hebben, is niet frequent:
Bij deze minimale opposities treedt de mannelijke VN soms op in de nulvorm:
Karakteristiek voor mannelijke VN zijn de suffixen /-s/ en /-o/, respectievelijk voor oudere en jongere namen:
/əs/ < Lat. -us:
/o/ van Lat. of Germ. oorsprong:
Bruno, Guido, Hugo, Leo, Ludo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.2.2. Expressieve suffixen: diminutief- en augmentatiefsuffixenDiminutiefsuffixen
Afhankelijk v.d. eindklank komen in Lommelse VN volgende diminutiefsuffixen voor:
-/kən/: na VN die eindigen op f, m, p, r en s:
-/ən/: in VN eindigend op:
vocaal/diftong:
n (voorafgegaan door lange klinker):
t (voorafgegaan door korte klinker):
-/ə'ən/: in VN eindigend op:
l:
n (voorafgegaan door korte klinker):
-/skən/: in VN eindigend op velaar:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Augmentatiefsuffixen
Augmentativering kan gebeuren op morfologische wijze door toevoeging van een suffix of door verkorting. In het Lommels dialect treedt echter hoofdzakelijk syntactische augmentativering op door gebruik v.h. lidwoord.
* Morfologische augmentativering
Door verkorting van de naamsvorm: /tres/ < Theresia Historisch (diachronisch) gezien is het augmentatief uit het diminutief afgeleid. Voor deze VN geldt dus ook: /tres/ < /treskə/ i.p.v. */tre:skə/. Uit het diminutief heeft zich het augmentatief ontwikkeld met een nulvorm als suffix. /bei/ < Elisabet Ook hier is de korte augmentatiefvorm niet verklaarbaar zonder een historisch voorafgaande diminutiefvorm */bei'ən/. /bei/ is immers te verklaren uit een vroeger stadium waarin t door stembandocclusief werd vervangenGa naar eind(3). /bae:i/ < Boudewijn Boye: gefamiliariseerde vorm v. Boudin, Boidin, met syncope v. d, teruggaande op de tweeledige Germ. naam Bald-win en met later de ontronde vorm /bae:i/Ga naar eind(5). Voor Bode, Boye = Boudewijn pleit volgende identificatie uit het Lommelse archief: Johannes Boudenssoen junior, 1417, B.P. 1190, 321v = Johannes boyens, ARAB, R. 45043, 135r. De ontwikkeling dimunitief > augmentatief verliep dus als volgt: *boidin > *boyen > *bo:i'ən > *bae:i'ən > bae:i. Cf. de attestaties: Hendrik Boden, 1382; boyken, 1394; Johannes boyens, 1429; jo(hann)is dic(ti) boeyens, 1432; lysbet boykens, 1482Ga naar eind(4). Vgl. ook: Wouter(us) beykens, 1429, ARAB, R. 45043, 133r; Gijbel mattheus Beijken, 1639, ARAB, R. 45059, 45r. /kai/ < Catharina /ai/ is niet verklaarbaar zonder een voorafgaand stadium met diftongering o.i.v. het diminutiefsuffix -/kə/. Dus: /kai/ < */kai -'ə/ < *ka:t-(kə) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/nəl/ < Arnold De umlautsvorm is enkel verklaarbaar uit een historisch voorafgaande diminutiefvorm /nələ'ən/. Hieruit ontwikkelde zich het augmentatief. /køp/ < Jacob /ø/ heeft zich ontwikkeld uit het diminutief /kø p-kə/. Cf. supra. /frens/ < Frans via dim. Frens-kə. Door suffigering (met verkorting v.d. naamsvorm):
met suffix -/ə/ (teruggaande op Onl. in-suffix): /saepə/ (Jozef) met suffix -/'ə/: /ja'ə/ (Jan) met suffix -/ər/ (cf. het suffix -er in beroepsnamen: /witər/ (Louis) * Syntactische augmentativering
Deze komt in het Lommels het meest voor (met gebruik v.h. lidwoord). Daar de VN reeds bepaald is, kan het lidwoord hier een andere functie krijgen van expressieve, augmentatieve aard. Augmentativering door middel v.h. lidwoord treedt bij de VN op naar analogie van augmentativering v.d. BN (type: den Dop, de Kromme, de Lange). In tegenstelling tot andere dialecten treedt bij dit type geen stapelvorm (lidwoord + augmentatieve uitgang) op.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
* Opmerking: Ten slotte mogen we de vertrouwelijke varianten Koerel, Sjoerel, van de VN Karel (of naar Franse mode Charles) niet vergeten met eerder ongewone /u/ i.p.v. /a/. Het gaat hier om geïsoleerde gevallen, waarbij het gebruik van de expressieve -oe niet tot een vast systeem heeft geleidGa naar eind(6). Ook de vertrouwelijke variant For v.d. VN Ferdinand hoort hier thuis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Bijnamen (BN)Volgende syntactische modellen komen in het Lommels voor:
In tegenstelling tot de VN heeft de BN op zichzelf een expressief (augmentatief, pejoratief) karakter. Dit kan echter nog versterkt worden door:
Vbn. den Abraham (Abrahams), den Blits (Bleys), den Heukeleer (Van Heukelom), de Lep (Leppens), de Pen (Pennemans), de Schout (Schouteden), de Vink (Vinken).
Het diminutiefsuffix heeft eerder een ironiserende waarde:
Vbn. Het Brusselaarke (fn. Brusselaars), het Spinneke, het Springbeurske.
De diminutieve functie v.h. suffix blijft anderzijds bewaard in:
Vbn. Het Keuningske (fn. Conincx), het Kwetske, het Waaltje, het Smedje, het Mierke (fn. Van Der Mierde). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor dezelfde naamvorm (persoon) komt zowel een vorm met augmentatieve als met diminutieve waarde voor:
Vbn. den Haas X het Haaske; de Kwets X het Kwetske; de Poep X het Poepke; de Zwink X het Zwinkske (fn. Swinkels). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3. Kollektiefnamen (KN)De KN kan gevormd worden door:
Syntactische beschrijving: volgende modellen komen voor:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1. De ontwikkeling v.h. Nederlandse antroponymische systeemHet Nederlandse systeem van de persoonsnaamgeving volgt in grote trekken het algemene Europese patroon, dat teruggaat op het middeleeuwse Latijnse model en uiteindelijk geleid heeft tot het standaardpatroon VN + FN. Naamsystemen kunnen zich echter in de gesproken taal anders ontwikkelen dan in de administratieve taal. Volkse naamgeving kan zich immers in de dialecten veel vrijer ontplooien dan dit in aan strakke reglementering gebonden geschreven (ambtelijke) taal het geval is. In het Lommelse dialect (en elders in de Nederlanden en Duitsland) ontwikkelde zich in de loop der eeuwen het merkwaardige syntactische patroon TN + VN (Voddefrans). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit patroon werd in de loop van de 20ste eeuw meer en meer verdrongen door het omgekeerde model VN + TN (Lies Wit). Deze evolutie is volgens Van LangendonckGa naar eind(7) het gevolg van zowel een taalinterne factor (overgang van synthetische naar analytische constructies) als van externe factoren (ontlening aan het Romaans en administratieve invloeden). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. Verspreiding van het oude patroon met vooropplaatsingSystematisch onderzoek naar de syntactische verschillen in de persoonsnaamgeving ontbreekt nog. Van Langendonck heeft wel op het bestaan v.h. patroon met voorvoeging gewezen en de geografische spreiding ervan onderzochtGa naar eind(8) De Bont signaleert voor Kempenland (Noord-Brabant, zuidwestelijk van Eindhoven) enkel het bestaan van een vaders-of moedersnaam in genitiefvorm achter de VN (type: Driek Waatjes). Onze contacten met zegslieden in enkele Noordbrabantse, aan Lommel grenzende dorpen hebben echter uitgewezen dat ook de PN met pregenitief er voorkomt:
In Limburg vonden we voor HamontGa naar eind(9) acht gevallen met voorvoeging op een totaal van 430 lemmata. Enkel in VliermaalGa naar eind(10) komen verschillende types van tweeledige PN met voorvoeging voor:
Ook in het Duits is het type met pregenitief verspreid, o.m. in Rijnlandse dialectenGa naar eind(11). Het systeem moet ook in het Frans gewerkt hebben waar we het tijdens lectuur over het Franse katharendorpje Montaillou toevallig aantroffenGa naar eind(12). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3. Het nominale patroon met vooropplaatsing in Lommel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3.1. In geschreven bronnenHoewel het patroon TN + VN zich op de eerste plaats in de gesproken taal manifesteert, duikt het vanaf de 18de eeuw ook een aantal malen in de Lommelse schepenprotocollen op. We vinden het niet enkel terug als informele, affectief geladen benoeming van personen die ook met het standaardpatroon (VN + TN) worden aangeduid, maar ook in een aantal toponiemen. Dit laatste is niet verwonderlijk omdat in de Lommelse (Kempense) plaatsnaamgeving bezitsaffirmatie een grote rol speelt (speelde). 716 pln. van het hele Lommelse bestand (2572 toponiemen) bevatten een PN (beroepsnaam, bijnaam, familienaam, voornaam). Juist in de benoeming van veldnamen die toch in de intieme kring v.d. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plaatselijke agrarische samenleving ontstonden, slopen een aantal PN binnen die de lokale bevolking aan de eigenaars of pachters van gronden gaven.
Als TN + VN:
In plaatsnamen komt de verbinding met voorgevoegde genitief voor met of zonder appellatief:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3.2. In het Lommelse dialectDeze vooropplaatsing v.e. vaak gegenitiveerde KN blijkt slechts mogelijk te zijn geweest, als tussen beide delen nog een duidelijk gevoelde relatie bestond. Deze relatie slaat op woonerf (type: Sleutellies), afkomst (type: Beikesdriekske) en activiteit (type: Kalverpeer). Zoals hierna zal blijken, past de huidige generatie van autochtone Lommelaren het patroon niet meer toe. In de plaats kwam een voorzetselbepaling. Het voorafgaande propriale element is een BN of een KN; de KN gaat terug op de officiële fn. of de VN.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In een aantal gevallen treedt gen. -s op tussen de KN en de VN; in andere gevallen is er juxtapositie
Dit nominale patroon met al of niet gegenitiveerde KN benoemt de oudere generatie autochtone Lommelaren. In bijna alle gevallen betreft het overleden personen. De vooropplaatsing (VN, officiële fn., BN) werd in de jongste decennia vervangen door een verbinding, al of niet met vz. (meestal ‘van’). Deze voorzetselbepaling benoemt dan een jongere (ondertussen ook reeds bejaarde) generatie van de ‘collectiviteit’. De verdwijning v.d. pregenitief gaat trouwens samen met de zich thans nog voltrekkende afbouw v.h. casussysteem.Ga naar eind(13)
Uit volgende vbn. blijkt de vervanging v.h. oude nominale systeem door een voorzetselbepaling duidelijk:
Een interessante trits is: Lerespeer (grootvader) > Peerke Leer (vader) > Louis van Leren (zoon) Leer: beroepsbijnaam voor een schoenmaker. Blijkens het bevolkingsregister v. 1826 oefende Antony Gerits (1792) het beroep van schoenmaker uitGa naar eind(14). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1. Van eennamensysteem naar meervoudig patroon in de geschreven bronnenIn de loop van de middeleeuwen is het Germaanse (Europese) eennamensysteem geleidelijk vervangen door een tweeledig of zelfs drieledig patroon. Aan de individuele naam voegde men een beschrijvend en onderscheidend element toe. Op de individuele naam volgde dus een soort bijstelling die een distinctieve waarde had. Deze werd in Lommelse bronnen meestal voorafgegaan door filius, dictus, alias of een voorzetsel; daarnaast treedt juxtapositie op en eerder uitzonderlijk volgt een relatieve zin.
Na verloop van tijd verdwenen de tussengevoegde bestanddelen, voorzetsel en relatieve zinnen en werd de TN een vast bestanddeel achter de VN. Wat het drieledige namentype betreft, dit komt voor Limburg alleen in Lommel voor. Lommel gaat hier met de Noordbrabantse dorpen mee, waar het patroon zeer gewoon isGa naar eind(15). De VN wordt dus gevolgd door twee patroniemen. We treffen het in de cijnsboeken aan vanaf de 15de eeuw, maar vooral in de 16de en 17de eeuw.
Volgende attestaties illustreren de evolutie:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tweede naam is steeds de voornaam v.d. vader; de laatste is vaak de voornaam v.d. grootvader of een reeds erfelijk geworden patroniem. Vgl. nog:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2. In het Lommelse dialect
* KN + BN: dit model met vooropplaatsing komt (in Vlaanderen) zelden voor; in het Lommels leeft het nog in volgende verbindingen. Cf. ook 3.3.
* Verbindingen v. PN met titel of BNW:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
* VN met voorzetselbepaling (VZB)
Dit type is in Lommel massaal verspreid en vervangt het oude type (nominaal patroon met vooropplaatsing). Aan de kern wordt (worden) een (of meer) VZB toegevoegd. Als bindfoneem treedt meestal ‘van’ op (meestal verkort tot ‘va’).
De VZB bevat een PN
PN met één VZB:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PN met twee VZB
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De VZB bevat een ruimtenaam
De vernoeming gebeurt meestal met het vz. ‘van’, soms met het vz. ‘uit’.
PN met een VZB
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Semantische benaderingGa naar eind(16) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1. Afkomst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1.1. Familiale afkomst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1.1.1. Rechtstreekse overdracht (zonder metonymie)Uit KN, meestal officiële fn.:
Opmerkingen: -in de KN kan verkorting of een andere morfologische wijziging optreden
-uit de KN kan een BN ontstaan waarbij in de KN (fn) eveneens een morfologische wijziging optreedt:
Gefossiliseerde van-bepaling:
In een groot aantal gevallen sleet het vz. ‘van’ af en trad accentwijziging op:
uit VN:
uit BN:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het oudste stadium is het patroon met voorvoeging:
als VN:
als BN:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1.1.2. Met metonymie: verdwijning v.h. vz. ‘van’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1.2. Geografische herkomst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1.2.1. Zonder metonymie: rechtstreekse afleiding uit de inwonersnaamden Engelsman, (Jaak) den Hollander, de Waal, het Waaltje, de Kluizenaar (kluis: ‘kleine, afgelegen woning’); Luikse Nol (voor de Brabantse Lommelaar iemand die uit het vroegere prinsbisdom Luik afkomstig was) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1.2.2. Met metonymie: weglating v.h. vz. ‘van’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1.2.3. Met het vz. ‘van’De Grote van Nummer Een (woonde in het eerste boerderijtje op Lommel-Kolonie), Miel van de Vest (woonde ‘op de Vest’ op Lutlommel) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1.2.4. Het oude systeem met voorvoeging
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2. EigenschapWe onderscheiden naamgeving i.v.m. een fysieke, psychische of sociale eigenschap. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.1. Fysieke eigenschap | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.1.1. Zonder metonymie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.1.2. Met metonymie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.2. Psychische eigenschap | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.2.1. Uit bnw.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.2.2. Uit appellatieven
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.3. Sociale status | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.3.1. Zonder metonymieFamiliale titels:
Deze blijven meestal beperkt tot de enge familiekring, maar kunnen uitzonderlijk daarbuiten bekend raken: Monneke: dim. v. mon, dial. voor ‘moeder’ I.v.m. functie of beroep: Dokter Schepkens, meester Jansen, juffrouw Boven (onderwijzeres), de Korporaal, de S(j)oeper (werkte destijds in Duitse fabriek en bracht het tot werkleider, Du. ‘der Super’) Gewone aanspreektitels: juffrouw Schepkens, madam Tes (echtgenote v. Mathijs (Slegers)) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.3.2. Met metafoorden Deken, den Bisschop, de Priester, Malbroek (naar de in de Kempen onder de naam Malbroek bekende Engelse legeraanvoerder Marlborough (1650-1722)?), den Baron, den Burger. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3. ActiviteitWe maken hierbij een onderscheid tussen namen die teruggaan op een regelmatige activiteit (beroep, gewoonte) en namen die duiden op een eenmalige daad. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.1. Herhaalde activiteit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.1.1. Zonder metonymieNomina agentis (meestal eindigend op -er): den Brugdraaier (bediende draaibrug over Maas-Scheldekanaal, den Dekker (strodekker), den Blekslager (koperslager), den Drukker, de Mulder, de Pieur (Fra. payeur: betaalde de arbeiders bij de aanleg v.d. spoorlijn Antwerpen-Mönchen-Gladbach), de Schoester (schoenlapper in Nederland), de Snijer (kleermaker), de Plekker (stukadoor), de Volder. Verbaalstammen (een-of tweeledig): het Snipperke (snipperen: ‘in stukjes snijden’), Mie Hort (dial. horten: ‘nieuwsgierig zijn’), Mieke Pruuf (kokkin, proefde steeds de gerechten) Andere: den Teut, Wies v. den Teut: voorouders kwamen als teut of koopman aan de kost | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.1.2. Met metonymieMet benoeming v.h. object of het instrument v.d. activiteit: de Paap: i.v.m. kegelspel: de man gooide alle kegels om, ook ‘de paap’ of middelste kegel Met bnw.: Koperen Tinus (koperslager) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met voorvoeging: Bessemtrui (bezembindster) Met verwijzing naar land: den Duits, de Pruis, Pruis Willekens: arbeiders in Duitse metaalfabrieken op het einde v. vorige eeuw. Opvallende gezegden: Poepke: sprak als kind ‘boterham’ ‘poeplam’ uit Metaforisch: de Ekster: kon drukte maken als een ekster | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.2. Eenmalige activiteit:Jef Kraan: kroop eens bij wijze van protest tegen de verkoop van zijn handelszaak in een bij een bouwwerf gebruikte, hoge hijskraan en bleef er een paar dagen zitten V. Mennen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnenvermelding
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|