Naamgevingsfactoren en naamgevingstypen
(1990)–V. Mennen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naamgevingsfactoren en naamgevingstypes
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0. Inleiding‘Hoewel het vaststaat dat de Kempen naamkundig geen homogeen gebied is, lijkt het thans niet verantwoord op grond van het naamkundige materiaal grenzen of grensbundels te situeren’, aldus Dr. J. Molemans in zijn artikel De Kempense Toponomie, eenheid in verscheidenheidGa naar eind1. Nu we ongeveer een kleine tien jaar verder zijn, blijft vergelijkend naamkundig onderzoek nog even moeilijk, daar het toponymische veldwerk in de Limburgse Kempen wel als bijna afgesloten kan worden beschouwd, maar in de Antwerpse Kempen - we denken hier aan de Lommelse buurgemeenten Mol en Balen - en zeker in de Noordbrabantse Kempen nog verre van volledig is.
Ook al kadert het Lommelse namengoed in de plaatsnaamgeving van de Kempen, toch lijkt het de moeite na te gaan in welke mate de geografie - we denken hier in de eerste plaats aan de bodemgesteldheid - en de politieke grensligging - hun stempel op het namengoed hebben gedrukt.
We schetsen eerst Lommel historisch en geografisch. Vervolgens bespreken we enkele raakpunten met de Kempense toponymie. Tenslotte onderzoeken we enkele specifieke bestanddelen van het Lommelse onomasticon. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1. De politieke grensliggingBrabants dorp in de Middeleeuwen, gelegen tegen het graafschap Loon; na de Vrede van Münster (1648) een Hollands Generaliteitsdorp, dat aan de Zuidelijke Nederlanden grensdeGa naar eind2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. Het landschapsbeeldHet landschapsbeeld, dat eveneens een grenskarakter vertoont:
- ligging aan de rand van het Kempens Plateau en de Kempense Vlakte van 54 m (zuidoosten) naar 40 m (noorden) en 37 m (westen). Het centrale gedeelte vormt een plateau dat enerzijds afdaalt naar de slenk van Mol-Rauw en anderzijds naar de vallei van Dommel en Tongelreep;
- hoge stuifzandrug van het zuidoosten naar het noordwesten (de Lommel-se ‘Bergen’); deze welving vormt de waterscheiding tussen Maas- en Scheldebekken;
- hydrografisch: het centrale deel van Lommel vormt een brongebied en een bovenloopsite; het net van (kleine) waterlopen (de zgn. ‘rijten’) is er minder dicht dan elders in dit deel van de Kempen. Toch hebben ze een belangrijke betekenis: de oudste nederzettingen ontstonden op het zgn. ‘Hoog-Lommel’, kleine waterlopen waren er een belangrijke nederzettingsfactor;
- kaartenmateriaal toont ten slotte de afwezigheid van loofbos en de enorme omvang van het heideareaal tot in het midden van de vorige eeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1. De Lommelse nederzettingsgeschiedenisIn tegenstelling tot de nederzettingsgeschiedenis van Haspengouw, waar alle gronden in de Vroege Middeleeuwen tegelijkertijd werden ingenomen, heeft de nederzettingsgeschiedenis van de Kempense dorpen eerder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een dynamisch karakter. In Zuid-Limburg lag m.a.w. vanaf het begin het aantal nederzettingen reeds vast. Al deze vroegmiddeleeuwse kernen ontwikkelden zich tot parochies en dorpen. In de Kempen daarentegen voltrok zich de bewoningsgeschiedenis in verschillende fasen. De oudste laag nederzettingen is er even vroegmiddeleeuws als in Zuid-Limburg; de concentratie is er op de zandgronden minder dicht dan op de zuidelijke lössgronden. Vanwege de veel geringere economische draagkracht waren er in de Kempen ook veel meer entiteiten nodig om in het onderhoud van een pastoor te voorzien en zo een parochie te vormen.
Ook in Lommel krijgen we een ontwikkeling in verschillende stadia:
2.1.1. Eerste woonkernen: Kattenbos, Lommel, Lutlommel, Heuvel (vrije boeren uit de ‘villa’ van Ansfried).
2.1.2. Laatmiddeleeuws: Einde, Wijerken, Heide, Eltenbos-Vrijshorring, Adelberg-Dodeven.
Deze 9 kernen ontstonden op het meer vruchtbare, humusrijke centrale plateau; het zgn. ‘Hoog Lommel’.
2.1.3. 1800-1850: Kerkhoven, Barrier, Stevensvennen, Kolonie.
Deze waren ontginningen op privé- en overheidsinitiatief.
2.1.4. 1900: Werkplaatsen, Klein Duitsland, Glasfabriek
Gehuchten die hun ontstaan te danken hebben aan de industrialisering van de Limburgse Noorderkempen na 1900.
2.1.5. 1960: Balendijk, Hezerbergen, Kleine Landeigendom.
Wijkinplantingen als gevolg van de demografische en economische hoog-conjuctuur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. De aard van de oudste nederzettingsnamenIn stricte zin kunnen we de oudste laag van de Kempense nederzettingsnamen niet als zodanig beschouwen, maar zijn het voor het overgrote deel natuurnamen. Ze verwijzen naar de hydrografische gesteldheid, het reliëf, de vegetatie. Deze primaire namenlaag geeft ons dan ook een beeld van het vroegmiddeleeuwse landschap in de Kempen.
In Haspengouw daarentegen kunnen we spreken van nederzettingsnamen in de echte zin van het woord. Het zijn namen op -ingen, -hoven en -heem, die we in de Kempen zeer sporadisch aantreffen.
Laten we even de 2 oudste lagen van nederzettingsnamen onder de loupe nemen.
Zeer gering in aantal zijn daarentegen in de Kempen de volwaardige nederzettingsnamen met:
Volwaardige nederzettingsnamen komen m.a.w. in het westelijke deel van het Kempens Plateau niet voor. Dit wijst op een aanvankelijke pleksgewijze bewoning, in tegenstelling tot een meer geconcentreerde bewoning in HaspengouwGa naar eind10. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3. De grote rol van de persoonsnaam in de plaatsnaamgevingOpvallend is in de Kempense landbouw de grote rol die de eigengeërfde boer vanaf de Middeleeuwen heeft gespeeld. Dit is in Lommel eveneens het geval geweest. Plaatselijke boeren verwierven tegen een jaarlijkse cijns woeste grond (de zgn. ‘uitvangen’) van de hertog van Brabant. Anderzijds zullen ook de Noordbrabantse familie Spierinc en de abdij van Averbode tegen een jaarlijkse, eeuwigdurende cijns aan de Lommelaren gronden overmaken.
Door de afwezigheid van adellijke families die het landbouwareaal monopoliseerden, geraakten en bleven ook de gronden in handen van lokale ontginners. Dit verschijnsel heeft zijn invloed gehad op de naamgeving. Bezitsaffirmatie is m.a.w. in de Kempen en in Lommel een belangrijke naamgevingsfactor geweest.
716 pln. van het hele bestand van 2572 toponiemen bevatten een psn. (vn., fn., beroepsnaam, bijnaam), wat 28% betekent:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opvallend is het feit dat de associatie tussen plaats en persoon hoofdzakelijk voor veldnamen heeft gewerkt en niet voor boerderijnamen. Deze soort van naamgeving treffen we daarentegen vrij veel in het Oosten van de Limburgse Kempen aan, vooral in kleine gemeenten.
Het is hier niet duidelijk of dit naamgevingstype gemakkelijker in een klein agrarisch milieu ontstaat dan wel of hier de eeuwenlange band tussen boerderij en eenzelfde familie heeft gespeeld. Mogelijk was de demografische mobiliteit in Lommel na 1600 groter dan elders in de Limburgse Kempen (omvang van de Teutenhandel, toenemende immigratie op het einde van de 18de eeuw en begin van de 19de eeuw). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4. De naamgeving van de woeste gronden en het cultuurland- Woeste gronden
Het in de Limburgse Kempen zeer verspreide VROENTE komt in Lommel enkel als appellatief voor. In Overpelt daarentegen verschijnt het massaal als toponiem (afgeleid van Mnl. ‘vroon’ = ‘heerlijk, van de heer’; vandaar: ‘heidegrond in gemeenschappelijk gebruik’Ga naar eind12. Cf. de vroent tot Loemel, 1331Ga naar eind13. Ook AARD komt in Lommel weinig voor, maar dit woord is dan weer sterk verspreid in de Antwerpse Kempen. Cf. vicini de fine vande arde, 1340Ga naar eind14. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veelvuldig daarentegen geattesteerd is in Lommel GEMEENTE, dat zich het best heeft doorgezet in Noord-Brabant. Cf. op de heyde en (de) gemeynte van Loemel, 1470Ga naar eind15. Als laatste verwijzing naar de gemeenschappelijke heidegronden is er natuurlijk heide, dat na 1600 de meest gangbare benaming is geworden. Cf. neue(n) tsant ter ghemeyne heyden waert, 1397Ga naar eind16. - Bouwland
In het centrale gedeelte van de Kempen is akker de meest gangbare benaming voor het bouwland. Het verwijst aanvankelijk naar het gemeenschappelijk bouwland van een nederzetting. Op dit gemeenschappelijk ontginningskarakter duidt nog de volgende attestatie: in parochia de loemel in communibus agris, 1507Ga naar eind17. In Lommel verwijzen dus de oude akker-toponiemen naar grote blokken cultuurland bij de oudste nederzettingen (m.a.w. in Hoog-Lommel). Het vormt een open akkercomplex bestaande uit drie delen: Vaarakker - Mudakker - Zeptakker Vanaf de Late Middeleeuwen krijgt ‘akker’ de secundaire betekenis van ‘perceel akkerland’.
Interessant voor de grenspositie die Lommel inneemt is de benaming van de omheinde particuliere percelen akkerland, die na de Middeleeuwen zijn ontstaan en onttrokken werden aan de ‘gemeynt’ of gemeenschappelijke heide. Vanwege hun privé-ontginningskarakter werden deze percelen omsloten met een gracht, langs beide zijden begroeid met eiken hakhout, dat als brandstof en als bescherming tegen stuifzand diende.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1. De aanduiding van de lokale bestuurseenheid: zavelDe meest gangbare benaming in de Kempense zanddorpen voor de lokale entiteiten waren ‘gehucht’, in mindere mate ‘rot’ of ‘hoek’.
Als aanduiding van de lokale nederzettingen die Lommel op het einde van de Middeleeuwen kende, kwam naast ‘gehucht’ vooral het woord ‘zavel’ voor. Cf. door het zaevel van luttelommel, 1770 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onder het zavel van het eijnde, 1785 Hoe is dit ietwat bevreemdende appellatief voor die lokale kernen te verklaren? ‘Zavel’ en ‘zand’ zijn de gewone benamingen voor de voor de Kempen zo typische zandvlakte met de witte en gele kwartszanden. Uit de oorspronkelijke bet. van zand heeft zich - en dit enkel in Lommel - die van ‘buurtschap, woonkern, gehucht’ ontwikkeld. De (Hollandse) dorpssecretaris laat hierover in 1770 geen twijfel bestaan: ‘... het savel dat zijn de inwoonders van haar gehugt’Ga naar eind27. Deze betekenisuitbreiding is vanwege de plaatselijke fysisch-geografische omstandigheden gemakkelijk te begrijpen. Geregeld moest immers de strijd worden aangebonden tegen zandverstuivingen, die door het onoordeelkundige plaggen van de heide het akkerland teisterden. Echo's hierover vangen we op bij de Noordbrabantse geschiedschrijver Ackersdijk (1808):
‘... gelijk de Meijerijsche dorpen in rotten en herdgangen verdeeld zijn, en over dezelfde rotmeesters gesteld, zoo noemt men te Lommel die afbeeldingen Zavels en de hoofden derzelven Zavelmeesters, een benaaming, welke haar oorsprong schuldig schijnt te zijn aan een oude gewoonte, te weeten: het vervliegen der zandbergen in de heide bracht dikwijls aan bouw- en weilanden groote schade toe, en midsdien, wanneer er zandbergen in de heide los en aan het verstuiven raakten, kwamen de luiden van 't naburig rot, of 't geen aan de beurt lag, te zaam, en stelden middelen, om zulks te beletten, in 't werk, 't geen de naam had van zand of zavel stoppen, en hier van werd de rotmeester, die daar over het opzigt had, zavelmeester en zijn rot het zavel genoemd...’Ga naar eind28 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. UitvangDeze plaatsnaam moeten we situeren in de laatmiddeleeuwse sociaal-economische geschiedenis van de Kempen, en meer bepaald van de Antwerpse Kempen, waarbij Lommel eveneens aansluit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het woord ‘uitvang’ heeft betrekking op de privatisering van de woeste gronden. Toen in de loop van de 13de en de 14de eeuw de Brabantse hertogen de heide aan de dorpen uitgaven, konden deze hieruit stukken woeste grond aan de plaatselijke boeren verkopen. Hiervoor moest jaarlijks echter aan de hertog een grondcijns worden betaald. De hele administratie die met deze inbezitneming gepaard ging, kunnen we in Lommel volgen in de cijnsboeken vanaf 1340. De grootste landhonger deed zich blijkbaar in de 15de eeuw voor.
Deze geprivatiseerde percelen werden in Lommel steeds met het appellatief ‘uitvang’ aangeduid; het woord is daarna als toponiem versteend geraakt en als dusdanig nog bekend in de volksmond.
Betekenis: Mnl. ute - vaen: ‘buiten’ (het bereik) - vaen ‘vangen’. Dus: ‘wat buiten het bereik van het individu ligt’, grond van de gemeenschap’. Later: de benaming van de percelen die privaat bezit werden. Lokalisering: Helsen situeert de geprivatiseerde uitvangen als bij de woning gelegen percelen, wat o.m. uit volgende attestatie blijkt in Lommel: In Lommel werden echter veel meer uitvangen uitgegeven die op een grote afstand van de nederzetting lagen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het gaat hier dus telkens om percelen uit een groot complex uitgegeven, dat zeer ver van de bestaande gehuchten lag. De 2 belangrijkste complexen in Lommel: Wijerkense Uitvang (32 ha) en Eltenbosser Uitvang (17 ha).
In de Noordbrabantse Kempen komt ‘uitvang’ geïsoleerd voor. Verwant met het Brabantse ‘uitvang’ is het in de Limburgse Kempen zeer verspreide ‘vurrit’, afgeleid uit Mnl. ‘vorehovet, voorhoot’ met verdoffing van het 2de lid en palatalisering van o. ‘Vurrit’ betekent dus letterlijk ‘wat voor de boerenwoning (tegen de straat) ligt’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3. Maai - maatEen toponiem met voor Lommel een wel zeer specifieke betekenisinhoud.
Maai, maat horen bij het ww. maaien en worden dus algemeen geïnterpreteerd als ‘land waarvan gras gemaaid wordt, grasland, hooiland’.
Made, maai, maat komen zeer verspreid in de Kempen voor en krijgen overal de betekenis van ‘grasland dat gemaaid wordt’.
In Lommel - en o.i. ook elders - moet echter de betekenis veel ruimer gezien worden als deze die door de meeste auteurs wordt opgegeven. Betekenisvol is wat A. Bach hierover zegt: ‘Das Wort Matte und seine Varianten meinte in alter Zeit wohl nicht ‘Mahdwiese’ sondern schlechthin ‘Land das gemäht wird’Ga naar eind31
Deze visie blijkt in heel wat gevallen in Lommel te kloppen. De meeste maai-toponiemen zijn inderdaad te situeren in gebieden waarvan de terreingesteldheid (bodem, begroeiing) in het verleden op alles behalve hooiland duidt.
Attestaties:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enkel in het eerste geval heeft maai betrekking op hooiland. In alle andere gevallen worden hiermee natte heigronden aangeduid.
Verspreidingsgebied van de Lommelse Maaien:
De Lommelse maaien waren dus op de eerste plaats heidegebieden die hun betekenis hadden voor de plaatselijke potstaleconomie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.4. DamDam betekent zoveel als ‘verhoogd voetpad langs het water’. Als toponiem daarom zeer verspreid in Nederland, maar het komt zelden in de Kempen voor. Een dam is er te onderscheiden van een dijk, die ‘een verbindingsweg tussen dorpen of gehuchten door de hoge heidegronden’ vormtGa naar eind37.
In Lommel krijgt dam de betekenis van een ‘opgehoogde weg met een breedte van ongeveer 3 meter door een moerassig gebied’.
Het woord heeft dus een zeer specifieke betekenisinhoud. Opvallend is het feit dat het toponiem ‘dam’ enkel voorkomt in het zuiden van de gemeente, in het gebied van de Gemeentemaai, Hoevermaai en Overmaai.
De oorspronkelijke betekenis blijkt nog uit: ‘een moervelt gelegen in de maye reenende deen zyde aen seecker damme oft vaerwech aldaer’, 1628Ga naar eind38 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het eerste lid verwijst
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.5. KlachtloopDe meest gewone benaming voor een kleine waterloop zijn in Lommel en in de hele Kempen ‘loop, beek, rijt, vliet...’.
Klachtloop komt blijkbaar als waternaam in de hele Kempen en in het stroomgebied tussen Dijle en Nete voor. Het is evenmin terug te vinden in het Naamkundig Repertorium. Ook in Noord-Brabant blijft het achterwege.
In Lommel verwijst het naar 4 kleine waterlopen, die nochtans van levensbelang waren voor de ontwikkeling van enkele nederzettingen:
De betekenis van het eerste deel moet in de juridische taalsfeer worden gezocht en staat in verband met het onderhoud van de beken en met de inspectie hierop door de dorpsoverheid. Dit onderhoud was ten laste van de aangrenzende perceelseigenaar of ‘boordeigenaar’. Hierbij konden er klachten of grieven rijzen, wanneer het onderhoud van de waterloop te wensen overliet. In het archief van de Noordbrabantse buurgemeente Bergeyk treffen we nl. stukken aan ‘betreffende klachten over en maatregelen ter verbetering van de waterlossing van rivieren in en om Bergeijk’Ga naar eind40.
Ook in Lommel werden ingezetenen die hun deel van de waterloop niet reinigden, door de andere bewoners van de buurtschap beboet. Dit gebeurde door het zgn. ‘uitpanden’, d.w.z. door het wegnemen van een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
belangrijk onderdeel van de huisraad, o.m. de koeketel. Cf. ‘....alle de comparanten verklaren dat de gesamentlijke Rotsgesellen steven driesmans daar op hebben gepand volgens het oud gebruijk met een koeijketel uijt sijn huijs te nemen...’Ga naar eind41
Tot voor de Tweede Wereldoorlog stond in Lommel de veldwachter in voor de inspectie of de ‘schouw’ van de waterlopen. Aan Klachtloop moet dus dezelfde inhoud gegeven worden als het meer verspreid voorkomende ‘Schouwloop’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.6. SteeStee is de verkorte vorm van Mnl. hofstede, hofstat en is in Vlaanderen een algemeen gangbare benaming voor ‘grond waarop een hof met bijgebouwen (schuur, stallen) staat’, bij uitbreiding ook ‘de boerenwoning, de boerderij’ (M.W. III, 501-502).
In de Kempen is de primaire bet. ‘een stuk land’. Cf. de volgende attestaties voor Lommel:
In Lommel moet de stee beschouwd worden als de nederzettingsvorm bij uitstek. Het hart van elke middeleeuwse woonkern of buurtschap vormden enkele boerderijen langs de straat, rond een open ruimte of een min of meer driehoekig plein. Het eerste stadium was, na de bouw van de woning, de ontginning van de bij de boerderij gelegen dekzandgronden. Het eerste in gebruik genomen akkerland waren opvallend grote blokvormige percelen van 1 tot 2 ha. Van een systematische indeling hoefde er in dit stadium van de nederzettingsgeschiedenis nog geen sprake te zijn en dit vanwege het enorme potentieel aan akkerareaal. De tweede ontginningsfase kwam tot stand met akkers die veel verder van de woning verwijderd lagen en waarbij de stroken nog woeste grond veel nauwkeuriger werden afgebakend. Hierdoor ontstond het Kempense type van de langrepelakker, in Lommel doorgaans aangeduid met pln. Lange Voren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stee slaat dus op grote percelen akkerland, onmiddellijk achter het aangelag en de tuin gelegen. Het wordt ook steeds met het intern-lokaliserende voorzetsel ‘in’ verbonden, in tegenstelling tot akker, dat naast ‘in’ ook aan het isolatieve ‘op’ wordt gekoppeld.
In Lommel hebben we 78 stee-toponiemen (simplex) kunnen lokaliseren. Ook in Noord-Brabant komt het vrij veel voor. In de Limburgse Kempen daarentegen veel minder (wel de door syncope uit ‘hofstee’ ontstane vorm ‘hostie’). Daar zijn echter ‘huisveld, huisblok en huiskamp’ de meest gangbare benamingen voor de achter de boerderij gelegen percelen akkerland. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.7. Veldnaam afgeleid van voornaam met vooropgeplaatste collectiefhaamWe beëindigen dit lang niet exhaustieve overzicht met een interessant naamgevingstype, dat elders zelden (nog) wordt aangetroffen en dat in Lommel in de persoonsnaamgeving (toenamen) in heel wat relictvormen is bewaard gebleven. Het betreft enkele veldnamen, afgeleid van een voornaam met vooropgeplaatste gegenitiveerde collectiefnaam.
Enkele gevallen in de plaatsnaamgeving
In alle gevallen bestaat de pln. uit een vn. als tweede lid, voorafgegaan door fn., andere vn., huisnaam, of beroepsbijnaam.
In de persoonsnaamgeving kwam dit patroon met vooropplaatsing zeer verspreid voor:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit naamgevingstype is enkel mogelijk, wanneer tussen de beide delen van de toenaam nog een duidelijk gevoelde relatie bestaat. Deze relatie slaat op de afkomst, de woning of de activiteit die men ontplooit.
- Afkomst: VOORNAAM + VOORNAAM
- Afkomst: FAMILIENAAM + VOORNAAM
- Herkomst: (WONING, PLAATS) + VOORNAAM
- Beroep: BEROEPSBIJNAAM + VOORNAAM
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- Verdwijning van het nominale patroon met vooropplaatsing
In alle gevallen verwijst de verbinding met vooropplaatsing naar een overleden generatie van autochtone Lommelaren.
De vooropplaatsing met vn. of bijnaam is in de jongste decennia vervangen door een verbinding, al of niet met het vz. ‘van’. Cf.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. BesluitHet zou vergezocht zijn het Lommelse naamkundige materiaal een eiland-karakter te geven. Een aantal plaatsnamen blijken een specifiek Lommels karakter te hebben (Klachtloop, Zavel); andere komen elders voor, maar hebben in Lommel hun eigen betekenisinhoud (Maai, Stee, Uitvang, Dam). Ook de persoonsnaamgeving met vooropplaatsing lijkt een sterk relictkarakter te hebben. In elk geval wordt hiermee de waarde van een monografische studie nog maar eens onderstreept, omdat met kleinschalig onderzoek de ‘naam’ veel beter vanuit verscheidene, ook niet-taalkundige invalshoeken aan de ‘zaak’ kan worden gekoppeld. Hopelijk komt het plaatsnaamkundig onderzoek, vooral in Noord-Brabant, wat meer van de grond. Enkel in dit laatste geval zal een vergelijkende studie voor de hele Kempense regio een echt wetenschappelijke onderbouw kunnen krijgen.
Victor MENNEN | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afkortingen van gebruikte archieffondsen:
|
|