Interpretatie van toponiemen
(1993)–V. Mennen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interpretatie van toponiemen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0. InleidingIn dit artikel, een aangepaste versie van een lezing gehouden op het Colloquium voor Naamkunde in 1990, onderzoeken we welke problemen er zich stellen bij de verklaring van plaatsnamen.
De doorsneeburger laat zich aan de betekenis van de plaatsnaam weinig gelegen. Voor hem houdt een eigennaam - en dus ook de plaatsnaam - geen begrip (meer) in. Het oude appellativische begrip is uit de naam verdwenen en de naam heeft zijn verwijzende karakter verloren. Dat de huidige plaatsnaam het resultaat is van allerlei taalkundige processen, ontgaat hem bovendien volkomen. Wil hij toch een betekenis aan de naam geven, dan speelt in de meeste gevallen zijn fantasie hem parten. Als de bewoners van de Eviestraat in Lommel - in het beste geval - aan de naam van hun straat een betekenis geven, brengen ze ‘evie’ in verband met ‘lichte haver’, een graansoort waarmee hun Kempense voorouders zo vertrouwd waren. Niemand herkent in het bestanddeel nog de psn. Neven en ziet nog in dat de straat in de middeleeuwen werd genoemd naar de aangrenzende eigenaarGa naar eind(1).
Belangrijker dan de zakelijke betekenisinhoud is voor de gebruiker de emotionele waarde die in de naam al of niet te vinden is. Namen moeten mooi klinken en iets prettigs oproepen. Denken we in dit verband maar aan de vloedgolf van zuiderse getinte voornamen in de jaren zestig (Anja, Sabrina, Sonja, Sandra, Marina) of Engelse voornamen vanaf de jaren zeventig (Ken, Tim, Roy). Daarnaast dienen bij voorbeeld moderne huisnamen om een zekere standing te verwerven. Hoewel in een aantal gevallen de eigenaars de historische plaatsnaam invoeren, kiezen de meesten voor modenamen die het maatschappelijke prestige helpen opvijzelen: Residentie Rubens, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Elite...
Anderzijds zal de burger zijn afkeuring laten blijken voor plaatsnamen met een semantische waarde, maar met een minder prettige bijklank. Zo verdwenen in de Kempen de meeste Lijkwegen en Dodenstraten, oude wegen vanuit de gehuchten naar de parochiekerkGa naar eind(2).
Niet iedereen benadert de (plaats)naam op deze subjectieve wijze. Voor de naamkundige of de amateur-onderzoeker die een monografie van zijn dorp of stad op stapel heeft staan, heeft de plaatsnaam een objectieve inhoud. De verklaring van de naam zal voor hem aan taalkundige normen moeten voldoen. Dat in een aantal gevallen ook extra-linguïstische factoren (geografie, geschiedenis, volkskunde, archeologie) een rol spelen, ontgaat hem niet.
We bespreken thans de taalkundige en de zakelijke invalshoek van waaruit de plaatsnaam dient te worden onderzocht aan de hand van namenmateriaal uit Lommel. We hebben hierbij aandacht voor:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1.De plaatsnaam heeft zich ontwikkeld uit een soortnaam of uit een samenstelling van soortnamen. In een aantal gevallen is de soortnaam in de plaatsnaam nog duidelijk aanwezig.
Het Lommelse namengoed overspant een achttal eeuwen waarin de plaatsnaam aan allerlei taalkundige processen (klankwijzigingen, afslijtingsprocessen) blootstond. Zijn huidige vorm kan dan ook zeer ver van het oorspronkelijke etymon zijn afgeweken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. Ontwikkeling van homoniemenDe taalgebruiker associeert het (niet meer) begrepen toponiem met een hem vertrouwde soortnaam.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3. Wijziging van vocalen en consonantenVormveranderingen zijn in het namenmateriaal zeer goed vanuit de Mnl. attestaties na te gaan en het aantal voorbeelden van afslijting en schijnbaar ondoorzichtige naamfossielen is dan ook legio. Inzicht in de klankprocessen die zich in het plaatselijke dialect hebben voorgedaan, is dan ook een absolute vereiste. We bespreken hiervan enkele gevallen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3.1. Vocaalontwikkeling*
Varkenshoef: 200 royen lants gen. verckenshoeve, 1628, Br.R. 50876, 2ov; in de verkens hoeff, 1777, H.G. 13, 173v. Tarweakker: den tarw acker, 1720, H.G. 5, 173r; den terfacker, 1776, H.G. 13, 95v; den terrebekker, 1839, Daels, 24. * | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hanskesland: ackerland gent. hanskens lant, 1786, H.G. 16, 82r; land genaamt henskensland, 1799, H.G. 20, 58v. Kleinakker: pecia terre dicta die cleynacker, 1442, B.P. 1212, 204v; die cleynecker, 1459, B.P. 1229, 259. Cf. Lommels ekker: ‘akker’. Venger: de venger beempt, 1662, B.P. 148, 55r; den vengher, 1707, H.P. 26, 370; weiland genaamd den vanger, 1822, Van Breugel, 56. Cf. Mnl. vanger, venger: ‘hij die een of ander dier vangt’Ga naar eind(3). In het Lommels is een dergelijke afleiding thans umlautloos. *
Zigven: sigven, 1844, K. Cf. zegge: ‘poelgras, rietgras, ook waterbies’; Oudengels secg: ‘sedge, a reed, a rush’Ga naar eind(4). *
Gildeveld: het stuk genaamd gildeveld, 1876, Alen, 142; in de Putten, palende den weg, het guldeveld en de heide, 1877, Alen, 78. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*
Flaas: bemt genaemt de flaes, 1710, H.G. 4, 67r; beemde gelegen alhier in de geerkens spoelen genaamd de floos, 1794, H.G. 18, 215v; weiland genaamd de vlaus, 1827, Van Breugel, 104. Flaas: ‘stilstaande plas in bos en hei’. Vgl. Eng. flask: ‘a swamp, shallow water, a pool’Ga naar eind(5). Kwadekraam: landt de kay kraem, 1662, Ha.R. 2140, I, 62r; de quaai kraem, 1773, H.P. 33, 58r; bouwland genaamd de kuykram, 1838, Daels, 96. Vgl. kuy: benaderende weergave van dial. ‘kwade’. Het tweede bestanddeel drukt bovendien misprijzen uit voor iets dat in slechte staat is; hier betreft het de slechte kwaliteit van het bouwland. *
Overrijt: beempt genaampt den overuyt gelegen op het doode venne, 1731, H.G. 7, 14v; den overuit, 1818, Van Breugel, 57. Overuit < overrijt; m.a.w. het ‘over’ of aan de andere zijde van de ‘rijt’ (waterloop) gelegen perceel. Waterrijt: inde luecke aende waeterryt, 1628, Br.R. 50876, 10v; in de water reyt, 1763, H.G. 11, 31r; de water ruit, 1844, K. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*
Treurenberg stuck erff op 't weyerken gent. den treuren burgh, 1761, H.P. 31, 226v; trurenburg, 1826, L.G. 11,7. Pln. met kwalificerend karakter, die een minder rendabel stuk land aanduidt. Vgl. Lommels tryərə: ‘treuren’. *
Eusel Deze evolutie vinden we in dit overvloedig geattesteerde Kempense toponiem, met -sel-suffix afgeleid van Mnl. ww. eeuwen ‘voederen’ (< *aiwjan). Het aantal spellingsvariianten is erg groot, wat erop wijst dat allerhande fonetische verschijnselen de uitspraak hebben beïnvloed. Zie hierover PijnenburgGa naar eind(6). bempt inde euselen, 1662, Ha.R.2140,I,16r; deussel, 1629, B.R. 147, 115r; inde ousels, 1702, H.G.3, 43v; het ousel, 1698, H.G. 2, 48v; bouwland, achterste jouwsel, 1867, Alen, 104; voorste jouwsel, id. Opmerking: Verkorting van lange klinker voor dubbele consonant
Blokwaters: dblaeckwater sit. aent weskens venne, 1450, Br.R. 45045, 377v; de blokwaters, 1773, H.G. 12, 162v. Wgm. â > o̧: > o̧. Geerkenspoel: aenden gheerkens poel, 1448, Br.R. 45044, 185r; inde ger- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kens poele, 1699, H.P. 26, 97. Geunenshoeven: inde guenshoeven, 1662, Ha.R. 2140,I, 67r; de gunse hoeve, 1708, H.P. 27, 45. Hulteren: landt genaempt den hultere, 1662, Ha.R. 2140,I, 2r; den Hultere, 1802, H.P. 40, 68r. Cf. Mnl. ho(o)le, huel(e), heul(e): ‘smalle sloot tot afvoer van water, gracht’Ga naar eind(7) en Lommels hult ‘gracht’; hier als personificerende afleiding. Koopman: den coopman, 1733, H.P. 28, 189r; beempt genaemt den copman, 1775, H.P. 33, 111r. Vgl. ook Lommels kobdax: ‘koopdag’ Sept: die zypt, 1387, B.P. 1177, 323r; aent zept, 1734, H.G. 4, 123v; in 't sept, 1800, H.G. 20, 142v. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3.2. Wijzigingen in het consonantismeSyncope: in een aantal gevallen werden t,r,v,w,n uitgestoten
t
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
v
w
n
Epenthesis of invoeging van d
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Paragoge (achtervoeging) van l
Wisseling van consonanten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r > l
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De invloed van persoonsnamen op plaatsnamenEen belangrijk deel van de Lommelse (Kempense) pln. wordt ingenomen door toponiemen die van psn. zijn afgeleid. Tussen de psn. (naam van de eigenaar) en de pln. (huisnaam of veldnaam) kan namelijk een hechte band ontstaan, wanneer gedurende een lange periode dezelfde psn. met dezelfde plaats verbonden blijftGa naar eind(15). In pln. van het type Bettevennen, Klessenswijer, Stevensvennen is de aanwezigheid van een psn. overduidelijk. In een aantal zgn. ‘versteende’ vormen is de psn. veel minder herkenbaar ten gevolge van allerlei morfologische wijzigingen. Een kleine greep uit de grote voorraad van dit soort toponiemen:
Beer die beyer, 1429, B.P. 1200,2v; in de beyers, 1709, H.P. 27, 62; aan de beer, 1815, Van Breugel, 21. Vgl. Willem de beyeren, 1507, B.P. 1277, 149r; peter van beijeren janss en jan aerts van beijeren beide ingesetene inden dorpe van loemel, 1558, P.C. 8. Boei bempt genaempt de boeije, 1662, Ha.R. 2140,I,87r; driesse genaemt de boyde, 1687, H.P. 25, 28r; in de booij,, 1844, K; ter plaatse genaamd Boei of Kavel, 1865, Alen, 93. Pln. afgeleid van een gefamiliariseerde vn. Boye, verkorte vorm van Boudin, Boidin, met d-syncope. De naam gaat terug op een tweeledige Germaanse naam Bald-win. Cf. Henrick Boden, 1382, B.P. 1177,122; Johannes Boudenssoen junior, 1417, B.P. 1190, 321v; Johannes boyens, 1429, Br.r. 45043, 135; Buyen den tollenaer van Loemel, 1553, O. Lim. 53v. Kebben groes genaampt den cebben, 1737, H.P. 29, 105v; weiland genaamd den kebben, 1825, 75; weide, genaemd | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
keb, 1865, Alen, 80. De vn. Keb, Kep is een voorbeeld van regressieve afleiding bij vertrouwelijke naamgeving: i.p.v. voor familiarisering een suffix toe te voegen wordt een gesuffigeerde vorm verkort door weglating van het suffix. Jacob: diminutief Keupke en daaruit regressief en augmentatief Keup. Kep is de ontronde vorm van Keup. Cf. petrus verhoeven, alias kebben, 1679, L.G. DR. 54. Luister een weiland genaamd de luister, 1893, Trouwers, 170. Van fn. afgeleide pln. met weglating van het tweede deel. Vgl. johannes lusterborchs, 1705, L.G. DR. 10; Gregorius...zoon van Jan Luijsterborgh, 1836, L.G.B.S.32. Teundert land genaemt den thuindert, 1815, Van Breugel, 67; akker genaamd den theundert, 1827,id. 116. Van psn. afgeleide pln. met verdoft -aard-suffix en epenthesis van d tussen n-r. De familie Teunen was een bekend teutengeslacht in Lommel. Vgl. margriet teunen, 1693, H.G. 1, 117r; Thuntje Teunen, 1734, L.G. OR. 19. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.De toponymie is een interessant toeleveringsbedrijf voor andere wetenschappen zoals o.m. de geografie. Plaatsnamen voeren ons nu eenmaal terug naar een tijd waarin de geograaf het landschap niet meer kan reconstrueren. Anderzijds is de plaatsnaamkunde schatplichtig aan de aardrijkskunde (bodemkunde) om een juiste inhoud te kunnen geven aan terreinwoorden die bij voorbeeld bodem en de oorspronkelijke begroeiing aanduiden. Verkenning van het terrein - voor zover ze vandaag nog mogelijk is - en inzicht in het bodemgebruik zijn daarom al even belangrijk als de taalkundige interpretatie van de betekenisinhoud die de toponymist achter zijn schrijftafel aan een plaatsnaam kan geven. Een beknopt overzicht van de in Lommel en in de Kempen ruim verspreide plaatsnaam Maai maakt het belang van het onderzoek van de zaak duidelijk. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. De pln. Maai in het algemeenMade (maat, maai) behoort etymologisch bij maaien en wordt dus algemeen geïnterpreteerd als ‘land waarvan gras gemaaid wordt, grasland, hooiland’, in tegenstelling tot de graasgronden voor het loslopende veeGa naar eind(17). Made, maai en maat komen zowel in Noord-Brabant als in de Antwerpse en Limburgse Kempen voor. Ook in West-Nederland is het toponiem zeer produktief geweestGa naar eind(18). De ruime verspreiding van maai-namen over bijna het hele nederlandstalige grondgebied en hun hoge ouderdom doen dan ook de volgende vragen rijzen. Wat is de precieze betekenisinhoud van deze pln. in de verschillende landschappen en is zijn betekenis in de loop der eeuwen niet geëvolueerd? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3 De pln. Maai in LommelIn Lommel (en de Kempen) moet de betekenis van maai veel ruimer worden gezien dan de door de meeste auteurs gegeven omschrijving ‘grasland dat gemaaid wordt, hooiland’. Belang- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rijk is in dit verband de opmerking van BachGa naar eind(19): ‘Das Wort Matte und seine Varianten meinte in alter Zeit wohl nicht “Mahdwiese” sondern schlechthin Land das gemäht wird’. Een onderzoek van de typologie van de Lommelse (en Kempense) maainamen lijkt zijn visie te bevestigen: maai en varianten hebben in Lommel geenszins op steeds dezelfde terreingesteldheid betrekking. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3.1. Heide en moeras | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maaipro henrico vander graft de maden, 1380, Br.R. 45040, 52v; op die may, 1394, Br.R. 45041, 133r; op die mayen, 1394, id. 148; op die maey, 1429, Br.R. 45043, 122r; in gheen maye, 1452, B.P. 1222, 214; opte maeye, 1628, Br.R. 50876, 13v; may off moervelt gelegen ter plaetse genaempt de may onder Lommel, gelegen bij de schaeps driften, 1734, H.G. 139r; moeras genaamd de maaijen, 1843, L.G. 21.
De Maai vormde eeuwenlang een uitgestrekt heide-en moerasgebied in het zuiden van Lommel tussen het gehucht Kattenbos en de 18de-eeuwse nederzetting van Kerkhoven. Op de bodemkaart van 1975Ga naar eind(20) is het een groot gebied van venige heidegronden in de buurt van de Balengracht, die in de middeleeuwen werd gegraven voor de ontwatering. De veenlaag met minimum 30% organisch materiaal is er zeer dik en bereikt zelfs meer dan 1 m. Het gebied bestond destijds uit 3 delen, nl. de eigenlijke Maai of Gemeentemaai, de Hoevermaai en de Overmaai. De Gemeentemaai was blijkens de Tafel der Grondeigenaars van 1844 eigendom van de gemeente Lommel en bestond in die tijd enkel uit percelen heidegrond (18 ha 23 a 50 ca). De Hoevermaai was eigendom van de twee in Lommel gelegen abdijhoeven van Averbode en had een oppervlakte van 20 ha 60 a 30 ca. Ten slotte omvatte de Overmaai 93 percelen (merendeels moeras) met een gezamenlijke oppervlakte van 16 ha 11 a. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Maai op Kerkhoven: een eeuwenoud turfwinningsgebied
voor Lommelaren
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In totaal beslaan deze 3 maai-gebieden dus meer dan 50 ha heide-en moerasgrond. Niettemin was het areaal van woeste grond in de buurt nog veel uitgestrekter; omliggende gebieden worden immers eveneens als ‘maaien’ geattesteerd. In de ‘Tafel der Eigenaars’ worden ze genoemd naar hun respectieve ligging bij een ‘dam’ of ‘dijk’, d.w.z. een ietwat hoger gelegen toegangsweg waarlangs de boer zijn moerasperceeltje kon bereiken om de zwarte turf of ‘klot’ af te graven. Cf.
een maey of moervelt geleegen in de maey booven cattenbosch ontrent smolders damke, 1771, H.P. 32, 217r; moervelt gelegen in de may groodt een half zille aenden hgeest dam, 1717, H.G. 5, 127v; in de maeij op den crommen dam, 1784, H.P. 35, 81v; in de maey aghter cattenbosch ter plaatse genaamd den plattendam, 1784, H.P. 35, 86r; drie moerassen aan de Zillekens, Krommenhoek en Plattendam, 1896, Trouwers, 1.
De Tafel der Grondeigenaars geeft in 1844 voor deze in de buurt van de Maai gelegen moeras- en heidegronden de volgende oppervlakte:
De totale oppervlakte van deze, eveneens als ‘maai’ geattesteerde percelen bedraagt 99 ha 66 a en 15 ca. Tellen we daarbij de oppervlakte van de Gemeentemaai, Hoevermaai en Overmaai, dan beslaat het hele gebied meer dan 154 ha. Zoals | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit de kaart blijkt, is de versnippering in kleine percelen zeer opvallend. Slechts in enkele gevallen bedraagt de oppervlakte ervan meer dan 1 ha, maar in de meeste gevallen zijn de perceeltjes niet groter dan 20 a. Lommelse ingezetenen kwamen vanuit hun respectieve gehuchten (op meer dan 5 km van de Maai gelegen!) hier turven en heide maaien. Ook waren destijds vrij veel percelen eigendom van inwoners uit de buurdorpen Overpelt, Balen en Olmen. Het vee (schapen) werd uit de Maai geweerd. In haar zitting van 1 juli 1843 verbood de Lommelse gemeenteraad er de weidegang, daar dit moeras de beste ‘moer’ of ‘turf’ had. Bovendien was het onmogelijk het vee te laten weiden ‘zonder de gemeente dijken of dammen te beschadigen’Ga naar eind(21). Tot aan de Eerste Wereldoorlog bleef het afgelegen Maai-gebied dienen voor het halen van turf en heide, maar werd het nooit gebruikt als hooiland. Graslanden kwamen er pas in de loop van deze eeuw dankzij een betere ontwatering van het gebied. Slechts enkele drassige percelen met rietbegroeiing herinneren vandaag nog aan het vroegere landschap. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oude Maai en Groene Maaioude meij, 1738, B.L. 293; ...ook niet sullen durven ontkennen dat die van Bergeijk, Westerhoven, Borkel en Scaft, den turf hebben gestooken en naer huys gehaelt soo wel in de oude en groene maij, als in de heijde van toirkens hoek.., 1765, E. Bergeyk, 49a; marais dit: oude-maay, 1843, L.G. 20.
De Oude en Groene Maai liggen in het noorden van Lommel tegen de Nederlandse gemeente Bergeyk. Ze vormen volgens de bodemkaartGa naar eind(22) natte lemig-zandgronden met een duidelijke humus-of/en ijzer B horizont; de bovenlaag (heidezode) is over het algemeen veenachtig en is diep ontwikkeld. Tot in de eerste helft van deze eeuw bleven de Groene en Oude Maai heide en moeras. Eeuwenlang waren ze het voorwerp van burentwisten tussen de Lommelaren en de inwoners van Bergeyk. Slechts na 1950 werd het gebied grotendeels in bouwland en grasland gelegd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oude Maai duidt op een vroegere ingebruikneming van bepaalde stukken. Groene Maai daarentegen verwijst naar de begroeiing met allerlei grassen en kruiden. Bij de gemeentelijke verkoop van turf in de heide in 1819 werd uitdrukkelijk verbod opgelegd ‘de weide of groentens’ aan te raken, m.a.w. in delen die voor de weidegang van schapen dienden, mocht geen turf gestoken worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoge Ma(a)t(en)in de heijde alhier ontrent de soogenaemde hoge maet, 1765, H.G. 11, 116v; aan de hoge maten, 1824, Van Breugel, 57; hoogmaet heide, 1844, K.
De Hoge Maten (thans grotendeels zandwinningsgebied) waren destijds matig droge zandgronden, nat in de winter, maar uitdrogend in de zomer. Het enorme heidegebied van meer dan 606 ha vormde in het verleden de weidegrond voor schapen, o.m. van de buurtschap Adelberg. Op de kaart van Vandermaelen (1845) wordt trouwens het hele gebied ‘Adelberg Heyde’ genoemd. Door bebossing vanaf de tweede helft van de 19de eeuw, door de vestiging van industrie en door de aanleg van bouwland (na 1970) is er van dit reusachtige heideareaal weinig overgebleven. De toevoeging van het bestanddeel hoog is te verklaren door de relatief hogere ligging van deze heidegronden t.o.v. de omgeving. Maat, variant van maai, is het gevolg van een proces van morfologische reïnterpretatie, waarbij made optrad met een suffixloze nom. en als woord met t-auslaut werd aangevoeld. Nadat de herinnering aan de oorspronkelijke -d verloren ging, kon maat in de casus obliqui van het enk. en later ook nom. mate opleveren en in het mv. maten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hakmeitenin de hakmeiten, 1823, Van Breugel, 45. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Maai-gebieden in Lommel
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot omstreeks 1900 waren de Hakmeiten gemeentegrond, waar jaarlijks turf en ‘heikarrelen’ (bakstenen) werden verkocht. De jongere vorm meit is afgeleid van het ww. ‘meien’, dialectisch voor maaien. Het bestandddeel hak herinnert aan een typische agrarische activiteit van weleer: het loshakken of ‘vlaggen’ van gras- en heidezoden met de hakselhak of vlagzeis. De losgehakte zode (heidevlag, schad) werd dan in de zon te drogen gezet en diende vervolgens als strooisel in de potstal. Ook turfschadden werden uitgestoken om als brandstof te dienen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3.2. Vochtig heidegebied en later grasland | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Riemaatop die riemaet, 1394, Br.R. 45041, 146; in loco dicto ryemaet, 1436, B.P. 1206, 194v; die rietmate, 1450, Br.R. 45045, 377v; op riemhout, 1628, Br.R. 50876, 10r; op riemet voort broeke, 1628, id. 23r; eenen beemt genaemt den riemert, 1710, H.G. 4, 135r; de riemhoudt, 1697, H.P. 25, 180v; inden riemert, 1712, H.P. 27, 239; in den riemhoek, 1839, Daels, min. 101.
Riemaat, ontwikkeld uit riet-maat met syncopering van t, is een terreinwoord waarin zich duidelijk een betekenisevolutie heeft voorgedaan. Oorspronkelijk duidde het op drassig, met riet en heide begroeid land in de Lommelse Broeken. Blijkens de bodemkaart bevat het veel minder venig materiaal dan het turfwinningsgebied van de Maai. Door afwatering via de Grote Nete is de Riemaat vanaf de 17de eeuw grasland geworden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3.3. Grasland | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mei-Meidriezenerfenisse op cattenbosch genaempt de meye, 1629, B.R. 147, 104r; beempt genaempt de mey dries, 1698, H.P. 26, 22; land en groes genaamd den maaidries, 1827, Van Breugel, min. 37. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Meidriezen vormen gras- en bouwland op het gehucht Kattenbos. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Peltersmeiaen pelsers maye, 1628, Br.R. 50876, 16r; stuck erffve gelegen int eynde genaempt die pelsersmaye, 1628, Br.R. 50876, 39r; aende pelters mey, 1691, H.P. 25, 82v; beempt genaempt de pelters maeyen, 1712, H.P. 27, 235; de pelser mey, 1733, H.P. 28, 189r; de pelters may, 1794, H.G. 18, 216r; Pelters Mei, 1844, K. De Peltersmei was tot in de 20ste eeuw gras- en bouwland (ook nog gedeeltelijk heide) tussen de gehuchten Einde en Kattenbos. Het eerste bestanddeel verwijst naar de vroegere bezitter. Cf. Mnl. pelser: ‘bewerker van huiden, vellen of vachten’ (M.W. VI, 238) en Mnl. pilter: ‘werkman die de dierenvellen of huiden en pelzen bewerkt’ (M.W. VI, 347). Vgl. de in Lommel meermaals geattesteerde beroepsnaam: Johannes die pelser, 1429, Br.R. 45043, 130v; jan hendrick pelser, 1521, B.R. 145, 126r. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.4. SyntheseIn de hierboven besproken terreinwoorden heeft made (maai, maat, meit) slechts in de laatste twee behandelde namen (Meidriezen en Peltersmei) de betekenis van ‘gemaaid grasland, hooiland’, maar verwijst het terreinwoord voor de rest naar heide- en moerasgronden. Het arbeidsterrein om te maaien was in de Kempen niet enkel het grasland voor de hooiwinning, maar ook de heide, waaronder meestal veen zat. Dit heimaaien vormde de basis van het Kempens landbouwbedrijf, dat eeuwenlang steunde op het systeem van de potstal. Afhankelijk van de kwaliteit van de heide waren voor elke ha bouwland wel 25-30 ha heiveld nodig en het duurde 10 tot 20 jaar voordat een afgeplagd veld opnieuw plagbaar wasGa naar eind(23). De boer kon echter na het afplaggen ook overgaan tot het turfsteken. O.i. moet in deze sociaal-economische, specifiek Kempense context de pln. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maai in de meeste besproken gevallen worden verklaard: ‘van gemaaide of geplagde heide tot uitgebaggerde moer- of turfgrond’. Dezelfde betekenis geldt trouwens voor het gebied van de Maten in Mol en Genk. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. BesluitDit beknopte overzicht van enkele belangrijke aspecten die bij de studie van plaatsnamen niet uit het oog mogen worden verloren, toont nogmaals aan hoe multidisciplinair de aanpak bij het toponymisch onderzoek van een gemeente moet zijn. Inzicht in de klankleer van het plaatselijke dialect en verkenning van het terrein - voor zover dit vandaag nog mogelijk is - zijn daarbij onontbeerlijk.
V. Mennen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnenverwijzing
|
|