| |
| |
| |
Genker straatnaamgeving in de twintigste eeuwGa naar voetnoot1
| |
0. Naamgeving van straten
Onder straatnamen in de ruime zin van het woord verstaan we die benamingen
die straten, wegen, paden en pleinen benoemen. Zoals andere toponiemen zijn
straatnamen en pleinnamen eigennamen, die meestal samengesteld zijn uit een
bepalend woord en een door dit eerste lid bepaald znw. Vbn.: Dieplaan,
Hoogstraat, Kapelstraat, Molenstraat...
Oorspronkelijk was dit tweede deel een soortnaam, m.a.w. een appellativische
aanduiding van een niet nader bepaalde verkeersweg (baan, kiezel, laan, pad,
ring, singel, straat, weg...). De studie van E.
VANMAELE over de Genker plaatsnamen tot 1600 bevat 53 namen van
straten en wegen met als tweede bestanddelen:
weg: 34 steeg: 11 straat: 5 dijk: 2 baan: 1
Het huidige straatnamenpakket van Genk bestaat uit
726 namen met als tweede bestanddeel:
straat: 61% laan: 8% weg: 4% plein, plaats, dreef,
ring, square...: 2% zonder appellatief: 25% (Klotbroek, Drijtap...).
Dit appellativum ontwikkelde zich met het bepalende woord (bnw. of znw.) tot
een zgn. propriale verbinding (eigennaam) die een versteend karakter kreeg.
Hierbij valt de overgang op van een verbogen adjectief naar een onverbogen
en treedt dikwijls klemtoonverschuiving op.
Cf. Diepe Straat > Dieplaan; Hoge Zijde > Hoogzij;
Vlakke Veld > Vlakveld.
Doordat heel wat straatnamen eigenlijk tot het historische
plaatsnamenarsenaal behoren, zijn ze voor de historicus of de geograaf
belangrijke bronnen voor het kleinschalige onderzoek van het verleden, de
levensgewoonten of het fysische landschap van een gemeente. Het volstaat in
dit verband te verwijzen naar de vele studies die van het oude
straatnamenbestand in Noord en Zuid zijn verschenen. Bij de invoering van
nieuwe straatnamen zullen de plaatselijke en provinciale advies-commissies,
die in België door het decreet van 28 januari 1977 in het leven
geroepen werden, er dan ook over moeten waken dat het oude
plaatsnamenbestand zoveel mogelijk in de naamgeving bewaard blijft.
| |
| |
| |
1. Historiek van de Genker straatnaamgeving
De gemeente Genk telt op dit ogenblik 726
straatnamen. Net zoals voor de nederzettingsnamen in de Kempense gemeenten
kunnen we ook voor de straatnamen een historische stratificatie toepassen.
Tot omstreeks 1900 onderscheidde het landelijke Genk zich niet van zijn
Kempense buurgemeenten, maar vanaf 1900 kende het een explosieve
ontwikkeling die haar weerga in Limburg en wellicht in heel Vlaanderen niet
vond. De nieuwe economische activiteiten, met in het begin van deze eeuw de
steenkoolontginning en vanaf omstreeks 1960 de vestiging van tientallen
bedrijven, hebben het uitzicht van Genk totaal veranderd. De economische
boom leidde tot een enorme toename van de bevolking, (in 1900: 2.537
inwoners; in 1930: 24.574; in 1975: 60.000; in 1997: 62.399), tot
omvangrijke woningbouw en de aanleg van honderden nieuwe straten. In 1949
schrijft de Genker volkskundige ALBERT REMANS:
‘...Het ontstaan van de kolenindustrie in het noorden en het
kanaal in het zuiden van de gemeente heeft het oud stratenplan totaal
gewijzigd en zal daarmee in grote mate zo vooruit gaan dat achter ettelijke
jaren dit oud plan niet meer te herkennen valt...’Ga naar voetnoot2. Het is dan ook duidelijk dat we in de straatnamen van
Genk verschillende lagen onderscheiden die niet enkel in de Middeleeuwen
maar ook door de recentere sociaal-economische geschiedenis van deze
Midden-Limburgse gemeente tot stand kwamen.
| |
1.1. De naamgeving tot omstreeks 1900
Ondanks zijn uitgestrektheid (8799 ha) telde Genk (anno 1140 geneche,
Ogm. *ganikja (GYSSELING 1960: 395) destijds niet meer nederzettingen
dan welke gemeente ook uit de Limburgse Kempen. De gehuchten Dorp, Winterslag, Gelieren en Waterschei
hadden elk hun eigen burgemeester of dorpsmeester, die tot aan het einde
van het Ancien Régime in de Kempen instond voor de inning van
de belasting op de gronden. Sledderlo en Terboekt moesten het samen met
één burgemeester stellen, wat eveneens het geval
was voor Langerlo en Kamerlo. In het Ancien Régime bestonden er dus in
Genk 6 vol-waardige nabuurschappen, die elk over een eigen schans
beschikten. De namen van deze middeleeuwse nederzettingen waren
hoofdzakelijk natuurnamen. Cf. o.m.:
Winterslag: 1440 went(er)sloe, V. 112 Bestanddeel lo kan
volksetymologisch evolueren tot slag, vooral na -s. Vgl. ook Donderslag
in het naburige Meeuwen (1212 Dondersloe; 1662 donderslaeg) (JAENEN
1978:18). Eerste deel is waarschijnlijk een psn. (Germ.
Windhari). Gelieren: 1345 ghelieren; 1438 gheliederen, V. 74
Vgl. lied: ‘helling’ (MOLEMANS 1973: 301).
Waterschei: 1443 wat(er) scey, V. 157 Verwijzing naar de
waterscheiding tussen het Scheldebekken (Stiemerbeek) en het
Maasbekken (Bosbeek of Oeter).
| |
| |
GENK in vroegere tijden.
| |
| |
Terboekt: 1453 ter boeckt, V. 149 Boekt: collectief met
t-suffix, afleiding v. boek = ‘beuk’. Langerlo:
1439 te langrode; 1444 langroij; 1598 Langerlo Eerste deel:
vormaanduidend; tweede deel is niet het bestanddeel lo, wel rode.
Kamerlo: 1440 cam(er)loe, V. 100 Mnl. camere (2) wijst op een
bepaald gedeelte van water en land, hier wellicht uit gemene gronden.
Jongere kernen ontstonden in de loop van de 19de eeuw, zoals:
Bret, 1439 die breyt, (V. 58);
Hostart, 1445 hostat, (V. 96);
Kuilen, 1503 coulen (V. 112);
Driehoeven, 1481 in geen hoven (V. 69).
Het betreft dus recentere agglomeraties die van natuurnaam of veldnaam
naar nederzettingsnaam zijn geëvolueerd.
Ten slotte vermelden we nog het domein Stalen, dat in de Middeleeuwen een
soort enclave vormde binnen het Genker grondgebied. Het is genoemd naar
Jan Stoel of Jan Stael, die in 1505 eigenaar was van het laatgoed. Cf.
infra.
De Genker Atlas van de Buurtwegen van 1846 vermeldt in totaal 166
‘chemins’ en ‘sentiers’. De
namen van deze zandige buurtwegen, die Genk in alle richtingen
doorkruisten en voor de verbinding zorgden tussen gehuchten en met de
buurgemeenten, vinden we slechts in geringe mate terug in de huidige
straatnamenvoorraad. Zo zijn in de wijk Oud-Waterschei slechts 2 van de
12 oude buurtwegen in de huidige benaming terug te vinden. Het betreft
de Herenstraat en de Hermesdijkstraat. Enkele andere, uit de
buurtwegenatlas bewaarde straatnamen zijn Bretweg, Fletersdel, Hooiweg,
Kuilenweg, Molenweg en Vogelsbergstraat.
| |
1.2. Genker straatnaamgeving in de twintigste eeuw
| |
1.2.1. De tuinwijken
In 1901 stuitten een aantal onderzoekers onder leiding van professor
André Dumont bij een proefboring op de eerste Kempense
steenkool. Dit feit zou het keerpunt vormen in de geschiedenis van
Genk, dat zich vanaf toen tot het belangrijkste mijngebied van
België ging ontwikkelen. De vestiging van de
steenkooluitbating gebeurde eerst in het heidegebied van Zwartberg (1906), vervolgens in de omgeving
van de oude kern van Waterschei (1907) en ten slotte in Winterslag
(1912). De eigenlijke productie kwam echter pas na de Eerste
Wereldoorlog op gang. Ze leídde niet enkel tot een ware
economische omwenteling, maar bracht ook ten gevolge van de ermee
gepaard gaande massale inwijking een bevolkingsexplosie tot stand.
In 1900 telde de gemeente Genk 2.537 inwoners; in 1930 reeds 24.574.
Vanaf 1910 begon men in opdracht van de mijndirectie met de aanleg
van tuinwijken. Als voorbeeld dienden hier de Engelse tuinwijken met
meervoudige woonsten, met tuintjes en poorten in een cirkelvormig
stratenplan rond een centrale as gebouwd. Het meest sprekende
voorbeeld is ongetwijfeld de tuinwijk van Winterslag.
| |
| |
| |
| |
| |
| |
We bespreken thans de naamgeving van de talloze straten die kort na
de Eerste Wereldoorlog of in een latere fase werden ontworpen. Het
is wellicht onnodig te vermelden dat de keuze van de straatnamen een
zaak was van de mijndirectie, die trouwens het hele economische,
sociale en culturele leven in de tuinwijken orkestreerde. De
‘regie’ zorgde voor de verhuring van woningen,
voor wegen, beplanting, waterleiding en reinigingsdienst. Wat de
straatnaamgeving betreft, was er in het beste geval tussen de
mijndirectie en het gemeentebestuur enig overleg. Terwijl Waterschei
en in mindere mate Winterslag contacten onderhielden met het lokale
gemeentebestuur, bestond er bij het mijnbestuur van Zwartberg
hiervoor vanaf het begin helemaal geen interesse. Pas vanaf de jaren
zestig kwam de naamgeving in deze laatste tuinwijk tot stand via een
beslissing van het schepencollege.
| |
1.2.1.1. Winterslag
Genkenaren hebben het over ‘de Cité 1, 2 of
4’, afhankelijk van het deel van de tuinwijk dat ze
bedoelen. Cité 3 bleef ten gevolge van de Tweede
Wereldoorlog onafgewerkt. Ten slotte is er de Staatstuinwijk
tussen Cité 4 en de spoorweg.
De naamgeving staat vanzelfsprekend in het teken van de
ontginning met Evence Coppéelaan
(één van de drie stichters) en
Margarethalaan (voornaam v.d. echtgenote van E.
Coppée). In de eerste tuinwijk vinden we verder
boomnamen terug. De naamgeving in de tweede wijk is bepaald door
het stratentracé (Noordlaan, Oostlaan). In de vierde
wijk treffen we hoofdzakelijk fantasienamen, meer bepaald bomen-
en bloemennamen aan. Een mooi staaltje van de toenmalige
verfransing is de Erabelstraat (Fra. érable:
‘esdoorn’. Een van de weinige historische
straatnamen is de Vennestraat (plaatselijk toponiem
‘Venberg’).
| |
1.2.1.2. Zwartberg
De Noordertuinwijk van Zwartberg werd gebouwd volgens het plan
van een reeds bestaande wijk in Seraing. We treffen er 30
straatnamen die herinneren aan de steenkoolontginning, meer
bepaald aan de stichtende maatschappijen en hun leidinggevende
figuren, evenals aan plaatsen uit het Luikse. Onder meer de
volgende straatnamen verwijzen naar de inbreng van
(hoofdzakelijk) Waalse figuren.
Adolf Greinerstraat A. Greiner, directeur-generaal en
beheerder v. Cockerill. |
Albert Forgeurstraat A. Forgeur was destijds
afgevaardigde-beheerder v. Cockerill. |
Alfred Wautersstraat A. Wauters was
directeur-generaal van Ougrée. |
Cockerillplaats John Cockerill, stichter v.d.
staalnijverheid in het Luikse (1816). |
Delcourtplaats De naam verwijst naar de Waalse
beeldhouwer Jean Delcourt (1627-1707), die talrijke
fonteinen versierde te Luik. |
| |
| |
| |
| |
de Macartstraat Julien de Macart, professor aan de
Luikse universiteit, mede-oprichter v.d. maatschappij
‘Les Liégois’. |
Hubert Goffinstraat Straat genoemd naar een
verongelukt Luiks mijnwerker. |
Marcel Habetslaan M. Habets:
president-directeur-generaal v. Cockerill. |
Paul Habetslaan P. Habets was beheerder bij Cockerill
en tevens afgevaardigde-beheerder v.d. mijn in Beringen. |
Paul Trazensterstraat P. Trazenster was een politieke
persoonlijkheid uit het Luikse. |
Zenobé Grammestraat Waals elektrotechnicus
(1826-1901). |
Andere namen in de Noorderwijk v. Zwartberg hebben eerder een
patriottische inslag, zoals Ijzerstraat en Martelarenstraat. De
Sociale Straat heette voor de Tweede Wereldoorlog
Espérance et Bonne Fortunestraat. De huidige
Torenlaan was destijds de Patience et Beaujoncstraat en verwijst
naar de kerktoren van de Genker
‘mijnkathedraal’, de kerk toegewijd aan de
heilige Albertus v. Leuven. De enige straatnaam die van een
toponiem afstamt, is Opglabbekerzavel.
De Zuidwijk is gelegen ten zuiden van de spoorlijn
Waterschei-Winterslag. Ook hier staat de straatnaamgeving in het
teken van de Luikse nijverheid, met o.m.
Frans Allardstraat F. Allard was de eerste directeur
v.d. kolenmijn v. Zwartberg. |
Gouverneur Alexander Galopinstraat A. Galopin was
destijds directeur-generaal v. Cockerill en gouverneur v.d.
Société Générale
(Generale Bank). |
Jules Carlierstraat-Louis Chaînayestraat
Beiden waren vooraanstaande figuren uit de Luikse
nijverheid. |
Andere straten verwijzen naar de beide wereldoorlogen, o.m.
Koning Albertstraat, Halenstraat (een herinnering aan de
‘Slag der Zilveren Helmen’ in Halen, 1914),
Vredestraat, of zijn louter kunstmatig (o.m. Tussenweg,
Zonnebloemstraat, Zuidplaats).
| |
1.2.1.3. Waterschei
De tuinwijk van Waterschei kwam tot
stand in de periode 1923-1927 en werd later uitgebreid met de
Zuidtuinwijk en de noodtuinwijk Texas, een in de volksmond
levende vemoemingsnaam, die tussen 1947 en 1949 ontstond. Ook
hier is de straatnaamgeving het werk van de regie van de
kolenmijn. Het zijn namen van bloemen, planten en vogels of
namen met een patriottische inslag (Eeuwfeestlaan,
Onafhankelijkheidslaan, Bevrijdingslaan). De André
Dumontlaan herinnert aan de stichter van de koolmijn, het
Stadionplein aan het inmiddels verdwenen voetbalterrein van Thor
Waterschei, waar thans het nieuwe voetbalstadion van S.K. Racing
Genk is gelegen.
| |
| |
| |
1.2.2. De oude gehuchten en jongere woonkernen
Uit een besluit van het schepencollege van 18 juni 1925 blijkt dat er
in dat jaar in Genk-Centrum buiten de drie tuinwijken 26 straatnamen
bestonden. De wijk Broekskens kreeg zijn straatnamen bij besluit van
het schepencollege van 14 juni 1957. Het merendeel van de Genker
straatnamen kwam echter het jaar daarop tot stand. Vanwege de enorme
toename van het aantal woningen - ook buiten de tuinwijken - langs
bestaande buurtwegen werd het dringend noodzakelijk voor heel Genk een behoorlijk straatnamenplan op te
stellen. Tot dusver had de gemeente haar toevlucht gezocht tot de
aanbreng van huisnummers langs de verschillende straten. Omstreeks
1960 ontstond echter de behoefte om in dit onoverzichtelijke kluwen
niet langer een numerieke, maar vooral een naamkundige ordening te
brengen. De heer Albert Remans, leraar geschiedenis en productief
heemkundige, kreeg de opdracht de bestaande straatnamen te
bestuderen en nieuwe aan het schepencollege voor te stellen.
Bij besluit van het schepencollege van 25 april 1958 kregen volgende
wijken hun straatnamen: Oud-Termien (16 straatnamen), Genkerheide
(17), Boxbergheide en Klotbroek (29). Op 1 augustus was het de beurt
aan Oud-Waterschei, Oud-Winterslag, Bret, Haneveld en
Gelieren-Neerzij (in totaal 63 straatnamen). Op 14 november van
hetzelfde jaar volgden Boommeer en Horensberg (12), Gelieren-Hoogzij
(27), Berenbroek (13), de wijk Nieuwe Kempen samen met Driehoeven en
Hoevenzavel (30), nog een deel van Oud-Winterslag met Stalenheide en
Vogelsberg (33), Sledderlo-Terboekt-Caetsbeek (42),
Centrum-Hostaert-Kolderbos-Camerlo, Kolderbos-Langerlo-Kuilen (68).
Het totaal aantal nieuwe straatnamen bedroeg in dat jaar 350.
Remans putte voor de wel zeer acute straatnaamgeving uit de rijke
schat van toponiemen die hij in de Genker schepenprotocollen
aantrof. Dit was op de eerste plaats het geval voor de oude kernen
zoals Dorp, Gelieren, Winterslag, Waterschei, Camerlo en Terboekt
met hun overvloed aan historische plaatsnamen. Voor andere wijken
met weinig of geen historisch materiaal, meestal verkavelingen in
heidegebieden, koos Remans namen met een zeker groepskarakter,
m.a.w. met een semantisch verwante inhoud. Remans' werk is
lovenswaardig, niet enkel omdat hij het immens karwei in een kort
tijdsbestek tot een goed einde wist te brengen, maar ook omdat hij
de oude namenschat in de van het agrarische leven snel vervreemdende
gemeente voor het nageslacht levend hield. Enkel in de wijk Nieuwe
Kempen was de keuze o.i. minder gelukkig door de invoering v. oude
toponymische bestanddelen (bruul, donk, eusel, laar, veen, veken),
die in situ niet voorkwamen. Het overlijden van Remans op 22.03.1970
zorgde ongetwijfeld voor een enorme leemte, maar gelukkig kon men
blijven putten uit zijn meer dan 700 tijdschriftartikels. Bovendien
was er het naamkundige materiaal van Erik
Vanmaele, die in 1960 zijn licentiaatsverhandeling
‘Toponymie van Genk tot 1600’
schreef. De opvolgers van Remans, die zich met de steeds moeilijker
wordende keuze van steeds meer straatnamen in de groeipool Genk
bezighielden en die in de lokale heemkring te vinden waren, weken
van het bestaande stramien niet af. Ze voerden historische
plaatsnamen in waar het moest, nieuwe namen met enig groepskarakter
waar het niet anders kon. Dr. J. Molemans
schreef in dit verband: ‘...Wie bij het geven
van straatnamen betrokken is, weet hoe ontzettend moeilijk deze
taak is, zeker als de keuzemogelijkheden beperkt worden door de
steeds aangroeiende straatnamenlijst’ (1).
| |
| |
Hieronder volgen de namen van een aantal wijken en gehuchten met
vermelding van de belangrijkste straatnamentypen:
Bokrijk-Berenbroek (lokale geschiedenis van Bokrijk), Boxbergheide
(namen i.v.m. Kempense bodemgesteldheid en van landbouwwerktuigen),
Maten (oude toponiemen: namen van vennen en wijers), Oud-Termien
(namen van planten), Driehoeven (oude toponiemen, namen van
sierheesters en bloemen, Caetsbeek (oude toponiemen en naamgeving
i.v.m. industrie), Hoevenzavel (namen i.v.m. heidevegetatie en van
geneeskrachtige planten), Stalen (historische namen i.v.m. het
Stalengoed), Centrum (namen i.v.m. lokale geschiedenis en oude
toponiemen), Gelieren (oude toponiemen), Hostart en Kuilen
(meestal oude toponiemen), Terboekt (oude toponiemen en namen van
landbouwgewassen), Nieuwe Kempen (Kempense toponymische
bestanddelen), Vlakveld (oude toponiemen en namen i.v.m. lokale
geschiedenis), Bret (o.m. oude toponiemen).
Voor de in de jaren 70 in Genk toegekende straatnamen vroeg het
gemeentebestuur advies aan de Koninklijke Commissie voor Toponymie
en Dialectologie, die jarenlang wetenschappelijk verantwoorde
raadgevingen verstrekte aan gemeenten die hierom verzochten. In het
archief van het Leuvense Instituut voor Naamkunde vonden we voor de
periode 1973-1979 een tiental bundels terug i.v.m. advies voor
straatnaamwijzigingen en nieuwe namen (in totaal 59 straatnamen).
Een belangrijke wijziging deed zich in 1973 voor na de aanleg van de
E 314 autoweg en de Europalaan, waardoor talloze straten onderbroken
werden en nieuwe namen zich opdrongen.
Ook na de goedkeuring van het Decreet tot Bescherming van de Namen
van Openbare Wegen en Pleinen op 28 januari 1977, waarbij het
gemeentebestuur verplicht werd advies te vragen aan een provinciale
commissie, is men in Genk blijven streven naar een zinvolle
naamgeving. De meeste namen kwamen tot stand op advies van de
plaatselijke heemkring Heidebloemke. In enkele gevallen maakte het
gemeentebestuur zelf een keuze. Het betrof dan meestal namen die de
gemeente Genk de nodige uitstraling moeten geven als economische
groeipool of als Europese gemeente (Europalaan, Jaarbeurslaan,
Troisdorflaan, Geleenlaan). In totaal werden er tussen 1981 en 1996
een zestigtal dossiers aan de provinciale commissie voorgelegd.
| |
2. Typologie van de Genker straatnamen
In 1981 publiceerde L. WISSELS zijn
‘Verklaring van de Genker
Straatnamen’. Zijn werk is een meer dan verdienstelijke
poging van een niet-filoloog om een zinnige etymologische verklaring te
geven. Ook de naamkundige blijft trouwens met vele vraagtekens zitten, niet
in het minst door het onvolledige bronnenonderzoek dat over de Genker
toponiemen is verricht. Bij de bespreking van de Genker straatnamen deelde
Wissels de gemeente in 27 wijken of gehuchten in. Hij ging hoofdzakelijk
peripatetisch te werk, waarbij hij al wandelend van de ene straat naar de
andere trok. Voor een aantal andere wijken besprak hij de namen in
alfabetische volgorde. Op de 27 bijhorende kaartjes kreeg elke straatnaam
zijn nummer dat op het gemeentelijk straatnamenplan voorkwam.
We bespreken thans een deel van de straatnamen vanuit een meer typologische
| |
| |
hoek door ze in te delen volgens de klassieke rubrieken die
we in naamkundige studies aantreffen. Semantisch gegroepeerde straatnamen
(i.v.m. bloemen, planten...) hebben we weggelaten omdat we ze overal in
Vlaanderen en Nederland aantreffen. De bronnenverwijzingen (V) en (W)
refereren respectievelijk aan de toponymische studie van Vanmaele en de
publicatie van Wissels.
| |
2.1. Richtingnamen (naar buurgemeente, gehucht)
Boekrakelaan Laan rond het domein van Bokrijk (1459 te boxrack). Vgl. Mnl. rac:
‘strook land, vooral langs of aan een water’
(MNW VI, 999: rac 2). Op het domein zelf loopt de Bokrijklaan. |
Hengelhoefstraat Straat naar het bekende domein in de
buurgemeente Houthalen. Hengel is ontstaan
uit Hengelo (anno 1145), dat ‘hellend bebost
terrein’ betekent (molemans 1982: 32). |
Heufstraat Straat op Gelieren, de
vroegere buurtweg nr. 107 met dezelfde naam, die leidde naar het
Heufveld. Heuf: mv. v. hof (cf. Du. Hof, Höfe, met
werking v. jongere umlautsfactor in tegenstelling tot Limburgse
nederzettingsnamen als Ophoven en Veldhoven). |
Munsterenstraat Weg naar de buurgemeente Munsterbilzen (1452 den munstere wech, V. 125). |
Maastrichterweg Straat op Kolderbos
(1437 biden trichter wech, V. 118). Daarnaast komt in Sledderlo een Trichterweg voor. |
Andere richtingnamen zijn Gelabbekerstraat (Opglabbeek), Meeuwerstraat (Meeuwen), Oudasserstraat (As), Oude
Zonhovenweg, Waterscheiweg. |
| |
2.2. Namen i.v.m. een bepaalde eigenschap (meestal een
reliëfkenmerk)
Dieplaan
1503 aen die diep straete, V. 67. Overgang
van adjectief + appellatief naar samenstelling als
eigennaam met klemtoonverschuiving en formeel verschil (van verbogen
naar onverbogen adjectief). De ‘diepe straat’
ligt in het beekdal van de Molenbeek. |
Dijkstraat
1510 dyecke van wat(er)schey, V. 68. Mnl.
dijc betekent o.m. opgehoogde grond tot waterkering (MNW II,
185-186). Hieruit ontwikkelde zich secundair de betekenis van
‘weg boven op een dijk’ en vandaar
‘verhoogde weg door moerassig terrein’. |
Haagsteeg
die haghe steeghe, V.84. Straat op Oud-Winterslag. Steeg is in Genk en in Midden-Limburgse gemeenten zeer gangbaar; in
Noord-Limburg komt (voet)pad voor. Blijkbaar een smalle weg
afgezoomd met houtgewas. |
| |
| |
| |
| |
Hoogstraat Moderne naam voor het gedeelte van de
Stationsstraat tot aan de plaats Op de Berg in het Centrum. Genoemd
naar de hoge ligging t.a.v. het lagere Centrum. |
Hoogzij
1549 op die hoeghe ziede, V. 95. Het hoger
gelegen gedeelte van het gehucht Gelieren. Ook hier ontwikkeling van
appellativische verbinding naar propriale samenstelling. |
Neerzijstraat
1592 op die nuer syde, V. 125. Het lagere
gedeelte van het gehucht Gelieren. |
Sintelstraat Benoeming i.v.m. de oorspronkelijke wegbedekking
(sintels of uitgebrande stukken steenkool). |
Stegestraat Straat op Oud-Waterschei. Stege kan een verwijzing zijn naar de
vroegere aard van de weg (‘straat die ooit maar een steeg
was’). Paden en veldwegen werden in de volksmond in
Midden-Limburg vaak steeg genoemd. |
| |
2.3. Namen i.v.m. functie of gebruik
Herenstraat Naam voor de vele verbindingen tussen Dorp en
Gelieren, Langerlo, Waterschei, Winterslag-Terboekt. Thans is het nog de verbindingsweg
tussen Hostart en Waterschei (1485
heerstraet). Heerstraat, letterlijk ‘straat van de
heer’, was de gangbare naam voor elke openbare weg. |
Kaarbaan
1555, die kaerbane, W. 99. Rijweg voor
karren. Straat op Langerlo, maar verkeerd gesitueerd. De Kaarbaan
ligt eigenlijk op Terboekt Cf. Karsteeg in Zonhoven (1784 ontrent de kaere steege) (Molemans
1982:440). |
Lijkweg Naam in de volksmond voor de buurtweg 11 van Genk
naar Zutendaal. Lijkweg: weg waarlangs men
het stoffelijk overschot ten grave droeg. Straat op het gehucht
Terboekt die door de Oosterring in tweeën gesneden wordt.
Het gedeelte van de Lijkweg onder Terboekt kreeg later de naam
Reeweg. Mnl. ree: ‘lijk’ (MNW VI, 1168). |
Mispadstraat Is de vroegere buurtweg nr. 17. Een van de vele
miswegen (voetpaden) naar de kerk van het Centrum. Voor 1600 worden
er in de bronnen 4 vermeld (Kamerlomisweg, Langerlomisweg,
Sledderlomisweg en Terboektmisweg); dus geen voor Waterschei,
Winterslag en Gelieren. |
Oude Postbaan - Postbaan Beide straatnamen, de ene op Bret, de andere op Gelieren, verwijzen naar
de buurtweg 2, de weg voor het postkoetsverkeer van 's-Hertogenbosch
naar Maastricht. Deze weg was op Genks grondgebied oorspronkelijk
10,072 km lang (WISSELS 1981:105). |
| |
| |
Reenstraat Moderne naam voor de straat die de scheiding vormt
tussen Genk en Diepenbeek. Reen betekent hier dus gewoon
‘grens’. In het grootste deel van de Limburgse
Kempen betekent reen ‘een met gras begroeide strook
onbewerkte grond, een graskant’. |
Reinpadstraat
1464 op den renpaet, V. 136. De vroegere
buurtweg van Genk naar As. De weg werd ook
opwerp of opling genoemd. Het gaat hier dus wel degelijk over een
opgeworpen reen of grensscheiding tussen akkers. |
Scheidingsweg Moderne naam voor de vroegere Olaertsweg. Is de
buurtweg nr. 91, die tuinen en gebouwen van elkaar scheidt op
Oud-Waterschei. |
| |
2.4. Namen i.v.m. een gebouw of een constructie
Basculestraat Naam die verwijst naar de oude herberg In de
Bascule. |
De Hutten Straat op Oud-Termien, die
verwijst naar hutten voor koehoeders op de Meeënheide. |
De Velodroom Straat in de wijk Nieuwe Kempen, die herinnert
aan het kortstondige bestaan van een velodroom of wielerbaan in Genk
(in 1932 gebouwd, in 1966 gesloopt). |
Kastertstraat Verwijst naar de pln. Oude en Nieuwe Kastert,
destijds blijkbaar (versterkte) gebouwen. De huidige Kastertstraat
is de oude buurtweg van Langerlo naar Camerlo. |
Molenstraat
1482 opden moelen weech, V. 123. De oude
buurtweg nr. 7 van het Centrum naar Gelieren. De naam komt van de
vroegere banwatermolen, die reeds in de 14de eeuw bestond en
eigendom was van de vroegere grondheren van Genk, de graaf van Loon
en later de prinsbisschop van Luik. De molen bleef in bedrijf tot
omstreeks 1930 (WISSELS 1981: 118-119). |
Negenhuizenstraat Straat op de wijk Kuilen, op de
buurtwegenatlas de Dwaarsweg. De huidige benaming heeft betrekking
op 9 woningen die er in de jaren dertig zijn gebouwd voor rekening
v.d.zanduitbater Jozef Stulens (WISSELS 1981: 116) |
Oude Hostartstraat
1446 aen die hostat, V. 96; 1563 hostart, id.
Zoals de Grote Hostartstraat en de Kleine Hostartstraat heeft deze
naam betrekking op een reeds in de 14de eeuw bestaande hoeve die
zich later ontwikkelde tot een woonkern op het gehucht Winterslag.
Hostart gaat terug op Mnl. hofstat, een wisselvorm van Mnl.
hofstede, hostede: ‘plaats waar een hof stond, bij
uitbreiding de hofstede zelf’. |
| |
| |
Peerboomstraat Deze straat op Bret paalt aan de plaats
genaamd Peerboom. De naam verwijst naar een vroegere
‘perreboom’, een balie, als afsluiting van een
akker (MNW VI, 152). |
Schietboomstraat Straat in het Centrum bij het vroegere
Zavelplein; de naam herinnert aan de vroegere
Sint-Martinusschutterij. |
Slagmolenweg
1504 aen die slaech molen, V. 142.
Genoemd
naar de nog bestaande slagmolen op de Stiemerbeek. In slagmolens
werd smout of raapolie geslagen uit raap- en lijnzaad. |
Volmolenstraat
1596 nae die volmulen, V. 156.
Deze straat op
Oud-Termien loopt naar de Stiemerbeek. De volmolen waarop de naam
zinspeelt, was een watermolen die dienst deed in de 16de eeuw dienst
als één van de vele volmolens van lijnwaad
voor de Hasseltse lakenwevers. Het vollen was de bewerking van
wollen weefsels (schapenwol) om deze te vervilten. De volmolens op
de Stiemerbeek waren reeds in de 17de eeuw verdwenen. |
Windmolenstraat Verwijzing naar de banmolen en het Molenveld
in het Centrum. Van deze molen is er reeds sprake in 1560. In 1910
werd hij afgebroken en verhuisde hij naar Zonhoven, waar hij in 1935
definitief gesloopt werd (WISSELS 1981: 119). |
| |
2.5. Waternamen: beek, ven, wijer, meer, kuil,
zouw, lei
Caetsbeek
1248 Catsbeke; 1385 super Caetsbeeck (KEMPENEERS 1982:
87)
De beek ontspringt in Sledderlo en is na de doorgang onder het Albertkanaal
rechtgetrokken; ze mondt uit in de Demer in Diepenbeek. Vroeger vormde de Caetsbeek de grens tussen
Genk en Bilzen. |
Kaat-, Kaats-, Kaas-, komt veel voor als 1ste deel van
waterloopnamen of als naam van een moerassig terrein. Vgl. de Genker
toponiemen Kaat (in ghenen kaet) en Kaatsven (VANMAELE 1960: 91).
Ook in Lommel vormde de Kaat destijds een bijzonder moerassig gebied
(MENNEN 1987: 420). In Valkenswaard is er
een Kaatsbroek (MELOTTE -MOLEMANS 1979: 442-443). |
De etymologie van Kaat is nog altijd niet opgehelderd. Misschien
betreft het een verdwenen ‘moeras’- of
‘modder’-woord, waarvan geen verwanten zijn
overgeleverd in de Nederlandse woordenschat, maar dat de dezelfde
oorsprong heeft als Rijnlands Katsch, dat verschillende met modder
of slijk vergelijkbare dingen aanduidt, o.m. slijm, snot, pulp van
suikerbieten. Vgl. ook het Mnl. bnw. quaet: ‘vuilnis,
drek’ (MNW VI, 821). |
Lousbeekstraat
Vanmaele vermeldt geen Loosbeek, maar wel: 1496 loesen
broeck, V. 117
Een loos is een afwateringssloot,
meestal een kunstmatig, d.w.z. gegraven waterloop, hoewel het
moeilijk uit te maken is welke waterlopen kunstmatig of natuurlijk
zijn. Vgl. nog het ww. lozen en de Bocholtse gehuchtnaam Lozen. |
| |
| |
Stiemerbeekstraat
1468 in gheyn stymer, V. 146; 1514 in die styemer by
wat(er)scheye, V. 146.
De Stiemerbeek ontspringt aan
de vroegere mijn van Waterschei, op de
waterschei-dingslijn tussen Demer- en Maasbekken. Ze neemt in Genk
de Dorpsbeek (Molenbeek) op en loopt vervolgens door een gebied van
vennen en vijvers om ten slotte na 15 km in de Demer uit te monden.
Volgens KEMPENEERS (1982: 51) moeten we uitgaan van een compositum
stie + mer (verzwakt uit meer) zoals in Purmer en Wormer.
Het eerste lid kan dan teruggaan op IE * stei
‘spitzig’. Stiemer zou dan duiden op een
spitsvormige waterplas als benaming voor één
van de vele vennen in de buurt; de ven-naam ging dan op de waterloop
zelf over. |
Winterbeeklaan
1591 wenterbeek.
Straat tussen De Maten en
het Albertkanaal, genoemd naar de nabijgelegen beek die enkel 's
winters enig water bevatte, een eigenschap die hier de naamgeving
heeft bepaald. Winterbeken zorgen dus voor afwatering van een hoger
gelegen gebied in de winter. |
Craenevenne
1639 craen venne, W. 24.
Zeer verspreid
toponiem in de Kempen; straat op Boxbergheide genoemd naar de
kraanvogel die zich destijds tijdens de jaarlijkse trek in het voor-
en najaar ophield in de buurt van heideplassen. |
Groenven Straat op Boxbergheide. Groen kan hier slaan op
de begroeiing met (gras)zoden. In de Lommelse Groene Maai was het
bij een gemeentelijke verkoop van turf in de 19de eeuw verboden
‘de weide of groentens’ aan te raken en in het
Lommelse Groenven verkocht de gemeente in de 19de eeuw
‘onuitgestoken torf en wassende graszoden’
(MENNEN 1987: 420). |
Holeven
1445 van syn(en) hoelvint wyer, V. 94
De naam
duidt op een laaggelegen, door de winning v. turf of klot uitgehold
terrein. |
Kattevennen
1448 in dat cattevenne, V. 101
Oorspronkelijk
veld, bos en beemd tussen Gelieren en Camerlo; thans een ontspanningscentrum.
Evenmin als het bestanddeel kaat- is het element katte in
vijvernamen en toponiemen waarvan het grondwoord op een moerassige
omgeving wijst, nog door niemand afdoende verklaard. M. DEVOS vermoedt dat katte met het eerder
vermelde kaat(s), Rijnlands katsch (?) te maken heeft. Een
variantenreeks, waarin kat(te) wisselt met een kaats-bestanddeel,
heeft ze echter nergens aangetroffen. Toch kan het geen echt toeval
zijn dat beide woorden zo vaak met dezelfde kernbestanddelen (b.v.
met ven, vijver, wijer, broek, schoot) verbonden worden. |
Vennestraat Straat in de tuinwijk v. Winterslag. Het is er de enige straatnaam die afgeleid
is van een plaatselijk toponiem, i.c. venberch (1525), W. 53. De
naam herinnert aan het vroegere landschap met heidevennen en
landduinen. |
| |
| |
Dilikensweier Zoals elke Kempense gemeente ontstonden er ook
in Genk in de buurt van waterlopen wijers,
kunstmatige, private visvijvers, op de beken aangelegd met
opgehoogde dijken, sluizen en wateraflopen. Heel dikwijls verwijst
het eerste deel van de naam dan naar de eigenaar (Diliken: dim. v.
Dil, Dielis (Egidius); wijers waren immers private visvijvers. |
Halwijerstraat
1456 halwer wyer, V. 84. Foutieve naamgeving
(hal = ‘half’); het eerste bestanddeel wijst op
erfdeling. |
Huiskensweier
1481 huyske(n)s wye(r), V. 97
Het 1ste deel
is mogelijk het diminutief van de fn. Huys. Huys (<
Huibs) kan de gen. van de vn. Huib (Hubert) zijn. Minder
waarschijnlijk is hier de vn. Huso (DEBRABANDERE 1993: 726). |
Peerdsdiefweier
1563 die peertsweyere, V. 131
Straat genoemd
naar een wijer in de Genkerhei, thans Peerdsdief geheten, met volkse
reïnterpretatie van dief voor diep. Vanmaele geeft geen
andere attestaties. Blijkbaar een vijver waar men paarden kon laten
drinken. |
Plattewijerstraat
1485 der pladt wyere, V. 133;
Plat betekent
hier niet ‘vlak’, maar verwijst naar de drassige
bodemgesteldheid. Vgl. Mnl. plat: ‘zacht, week’
(MNW IV, 423). In Zonhoven liggen er
ook Platwijers en in Lommel en Overpelt hebben de Platten dezelfde
betekenis. |
Putwijerstraat Straat op Sledderlo.
Volgens het oude kadaster van 1831 was de Putwijer een moeras. Put
duidt op een kuil of poel. |
Rockxweier
1560 d(en) roex wyer, V. 137
Roek = Roeg (met
verscherping g > k), verkorte vorm v. Roegier (Rutger). |
Schaapswijerstraat Schaapsvennen en schaapswijers waren niet
enkel drinkplaatsen voor de op de heide gehoede dieren, maar ook
poelen waar ze destijds werden gewassen. |
Swinnenweierweg Straat op Langerlo. Het eerste bestanddeel is
de psn. Swinnen (Swennen) met voorgevoegde gen.-s. Vgl. Mnl. winne,
wenne, wynne: ‘landbouwer, pachter,
veldarbeider’ (MNW IX, 2632). |
Drijtap
1522 der eyn wyer is geheiten den dryetapwyer, V.
70. Straat in de buurt van De
Maten die verwijst naar een viswijer met drie
‘tappen’ of wateraflopen. Een tap is een houten
stel met een stop, waardoor men het water uit de wijer kan laten
lopen, o.m. om hem te bezaaien. |
| |
| |
| |
| |
Hondeskuilstraat
1516 in gheen hoenre coulen, V. 92; stuck lants
geheyten die hoenre culen, id.
Mogelijk is er verband
met * hoen- ‘modder’. Zie hiervoor SCHONFELD
1950: 46 en Du. hun: ‘Morast, Schlamm’ (BACH
1953: 298). Vergelijk ook het Hoenderven in Neerpelt (MOLEMANS 1975: 192). |
Kuilenstraat Is de oude buurtweg nr. 55 (in 1845, Kuilenweg).
De naam verwijst naar een laaggelegen gebied dat in de 16de eeuw
reeds als hooiland werd gebruikt (1503, in die meen op die coulen,
V. 112). |
Paardskuil Straat op de scheiding van Dorp en Gelieren. Paardenkuil is
een frequent voorkomende Kempens toponiem en wijst op de
aanwezigheid van kuilen op de grens van een bewoonde kern waarin
krengen van dieren, vnl. paarden werden begraven. |
Peerdsmeer
1477 in die pertsme(er), V. 131. Straat ten
noorden van de wijk Nieuwe Kempen met dezelfde betekenis als de
vorige naam of slaat het eerste lid hier op een grenspaal? |
Rijtstraat Straat in Oud-Waterschei,
die evenwijdig met de Stiemer loopt en genoemd werd naar een
‘rijt’, oorspronkelijk een Kempense waternaam
voor een beekje of afwateringsgracht. Vanaf de 13de-14de eeuw ging
rijt betrekking hebben op het omliggende terrein. Als simplex komt
rijt voor ten noorden van de Grote Nete maar ook aan de
bijriviertjes van de Demer tussen Diepenbeek en Paal (kempeneers 1983: 52). |
Bisleistraat Genoemd naar een vijver Bislei. Het eerste
bestanddeel duidt op de aanwezigheid van biezen in een moerassig
terrein. Mnl. lei, leide, lede: ‘sloot,
wetering’ (MNW II, 249). Lei, leibeek, leigracht is eerder
een typisch Brabants woord voor afwateringsgrachten (KEMPENEERS
1983: 42). Bislei duidt dus op een afvoersloot met biezen begroeid. |
Berenbroekstraat
1478 in dat beerbroec, V. 55;
Straat die naar
de gemeentegrens met Hasselt loopt. Het
eerste lid is Mnl. bere ‘modder, slijk’ (MNW I,
914) Broek had oorspronkelijk de betekenis van
‘moeras’, maar na afwatering duidde het ook op
‘vochtig hooiland’. Vanmaele vermeldt voor Genk
een 25-tal broek-namen. |
Schansbroekstraat Weg naar de enige bewaarde schans van Genk in Waterschei.
De straat is genoemd naar een broek, dat zelf zijn naam aan de
nabijgelegen schans dankt. Schansen werden in de rumoerige 16de eeuw
in drassige gebieden opgetrokken als verdedigingswerk waar de
bewoners van een bepaald gehucht zich met hun have en goed konden
terugtrekken. |
Rootenstraat Straat in het Centrum die zou kunnen verwijzen
naar een vlasmeer of vlasroot, een plaats waar destijds vlas en
hennep werden geroot. |
| |
| |
Zouwstraat Een zouw, Mnl. souw (MNW VII, 1617) en Mnl. soe,
zoe (MNW VII, 1457) is een sloot, afwateringsgracht of greppel. Zoe
komt meer in Brabant voor; zouw is de Midden-Limburgse variant (kempeneers 1983: 55). |
Wiekstraat Straat in het Matengebied. Het oude kadaster
vermeldt ‘in het wick’ als moeras. Het gebied
ligt voornamelijk onder Genk en gedeeltelijk onder Zonhoven. Cf. 1522 ‘dat Weecke te Gheynick
waert’ (molemans 1982: 647). Het
gesubstantiveerde adjectief week (dial. wiek) heeft betrekking op de
onvaste, moerassige grond. |
Waterbleekstraat Straatnaam die herinnert aan het
uitgestrekte gebied van de Waterbleek in de Bretheide. Water wijst
op de drassige bodemgesteldheid. Voor het tweede deel mogen we niet
denken aan een bleekplaats voor linnen, maar eerder aan
‘vlak, open veld’. Vgl. ook Bleke:
‘vlak, open veld’ (de brouwer
1958: 18) en Du. Bläch, Bleek, Bleck: ‘offener
Platz’ (dittmaier 1963: 30, 33). Dat
bleek met een open (heide)gebied in verband gebracht moet worden,
blijkt ook uit de identificatie Riebosserbleken = Riebosserheide in
Lommel (mennen 1987:
756). |
De Mierlik, Mezerikstraat
1459 op ghen myeghelrack eeyck, V. 121; 1485 in ghenen
mysdick, V. 120; 1597 in die meesyck, V. 120.
De
eerste straat ligt bij de Molenvijvers in het Centrum; de tweede bij
het natuurreservaat van De Maten. Beide straatnamen herinneren aan
de Miezerikbeek, die van Diepenbeek naar Genk loopt en onder meer
zorgt voor de afwatering van de vijvers in De Maten. In Genk was de
Mezerik destijds een moerassig beemdgebied tussen het Dorp en
Gelieren; de Miegelrik vormde een vochtig beemdgebied in de Maten
aan de grens met Diepenbeek. In Diepenbeek is er een gehucht met de
naam Miezerik. De pln. heeft talloze
varianten zoals Miegelreyck, Meegelreyck, Mizerik, Misinck. De
oudste vorm dateert uit 1268, het jaar waarin de heer van Diepenbeek
een bos, geheten ‘mighelrake’ verkoopt aan de
abdij van Villers (la Ville). Dit Miegelrak interpreteert
stevens
(1990: 2-6) als ‘een groot recht gedeelte van een
vaarwater’, m.a.w. als een recht stuk van een waterloop.
Mnl. rac wijst daamaast op een ‘strook land, vooral aan of
langs een water (mnw VI, 999). Vgl. ook Bokraak
(Bokrijk), Damrak (Amsterdam) en het Zonhovense Beverzak (1431
beverrake) (molemans 1982: 647). Miegel gaat
volgens Stevens terug op Ogm. mikil(az):
‘groot’. Het prototype Miegelrak verwijst dus
naar een waterloop die zowel door Diepenbeek als Genk loopt of duidt
een strook grond aan langs de beek. |
De uitspraak Miezerik is volgens Stevens het Diepenbeekse
resultaat van de klankontwikkeling, Mierlik het Genker. De
ontwikkeling van miekel > miegel, m.a.w. k > g
is een evolutie die in het zuidelijke deel van het Nederlands
taalgebied vrij veel voorkomt voor de uitgang -el. In dit verband
citeert hij voorbeelden van
goossens
zoals stekelen (steken) > stechelen, sikkel
> sichel met evolutie van k > g >
ch. De Diepenbeekse vorm Miezerik is het gevolg van een sterk
gemouilleerde uitspraak van de g (miegerik > miegjerik
> miezjerik > miezerik. De Genker uitspraak
Mierlik ontstond door metathesis (lr > rl, zoals in ulger
uit urgel (orgel) en uitstoting van g. |
| |
| |
| |
2.6. Namen i.v.m. een complex (akker, gras- of
hooiland, heide, landduinen)
bouwland (veld, blook, haag, kamp, meer...) |
Boekveldweg Straat van het gehucht Terboekt naar Zutendaal. Het eerste
deel komt van het toponiem Terboektveld, waarbij veld oorspronkelijk
op de onbebouwde, woeste heidegrond duidde en pas later de betekenis
kreeg van ‘akker’. |
Blookstraat
remans
(1962: 32-37) somt in Genk tientallen bloken op. Blook is de
Genkse variant; andere vormen zijn blok en bellik, die alle
teruggaan op Mnl. beloke ‘afgesloten ruimte’,
hier in de betekenis van ‘een door heggen en houtkanten
besloten stuk land’. De Blookstraat in Oud-Waterschei
paalt aan het Eerste Blook, het Blook en het Peerdeblook (wissels 198: 93). |
Heiveldstraat
1516 stuck lant geheyten dat heytvelt, V. 87.
Straat op het gehucht Camerlo, het vroegere
voetpad van Camerlo naar Terboekt. |
Hoogblookstraat Is de vroegere Heibergstraat; hier genoemd
naar een hoger gelegen, met houtwallen omheind perceel akkerland. |
Houtblookstraat Straat in de buurt van het Centrum, genoemd
naar een door heggen of houtkanten omheind perceel akkerland. |
Jonkersblook De vroegere buurtweg nr. 98, genoemd naar het
gelijknamige perceel. Een omheind perceel akkerland, in 1597
eigendom van Lemmen (Lambert) Jonckers (wissels
1981: 61). Vgl. Mnl. jonchere: ‘jonkheer, jong edelman,
jonkman v. aanzienlijke stand’ (MNW III, 1070). |
Molenblookstraat
1509 op dat molen bloyck, V. 123. Straat in
het Centrum. Het Molenblook was een geheind perceel dat vermoedelijk
bij de banmolen hoorde. |
Swennenblook Swennen: beroepsnaam, met voorgevoegde genitief
-s < des wennen, winnen. Mnl. winne, wenne, wynne:
‘landbouwer, pachter, veldarbeider’ (mnw IX, 2632). |
Hoevenhaag
1453 hoevenhaghe, W. 34. Verkeerd gesitueerde
straat in De Maten; het perceel was nl. in
Gelieren gelegen. Hoevenhaag heeft betrekking op een met houtgewas
omheind perceel, meer bepaald omheind met haag- of meidoorn. Minder
aannemelijk is hier de bet. v. Mnl. hage: ‘bosje van laag
kreupelhout’ (mnw III, 23). Hoeve(n)
heeft in de toponymie van de Limburgse Kempen betrekking op een
perceel jong cultuurland, een kleinere ontginning uit de 15de-16de
eeuw, die na bosrooiing tot stand kwam. |
| |
| |
Hulshagenstraat
1597 huelsthage, W. 60
Zoals de vorige straat
in Oud-Winterslag gelegen. Hulshagen wijst op een met huls of
‘steekpalm’ begrensd perceel. |
Priesterhaagstraat
1569 priesterhaghe, V. 144. Straat op Kolderbos, genoemd naar een omheind perceel,
eigendom van de pastoor (parochie). |
Sliehaagstraat
1498 aen gheen sleehaeghe, V. 143. Een oude
buurtweg vanuit het Dorp naar Zutendaal via Terboekt. De straat is
genoemd naar de aldaar groeiende struiken van slee (slie) of wilde
pruim. |
Kampstraat Straat in Oud-Waterschei die haar naam dankt aan
het nabijgelegen Kampveld (wissels 1981: 96).
Kamp wijst, net zoals look en blok, op een laatmiddeleeuwse
ontginning in privaat bezit, meestal in houtkanten besloten. Kamp
komt vnl. in de Limburgse Kempen voor. |
Op de Meerstraat
1561 aen die meer tot Wentersloi, V. 119; 1592 bampt
genaempt die meer, id.
Straat in Oud-Winterslag. Een meer is een afgepaald, door middel
van een houtwal of een andere afsluiting
‘ingemeerd’, m.a.w. omheind stuk land. Vgl. ook
Mnl. meer ‘grenspaal, grensscheiding’ (MNW IV,
1291-1292). Meer kan ook verwijzen naar een waterplas, zoals in
Stiemeer (> Stiemer). |
Boenerstraat Straat in Sledderlo. Boener is de lokale
benaming voor bunder, een oude oppervlaktemaat voor percelen met een
wisselende grootte; in Genk ongeveer 87 a. Daarnaast is er in
Gelieren een Bonderstraat en Halfbonderstraat. |
Steenakker
1449 steynacker, W. 61
Straat in
Oud-Winterslag. Een Steenakker wijst op een steenhoudende
ondergrond, die moeilijk te bewerken is. Minder waarschijnlijk is
dat het een akker betreft waar puin - eventueel van vroegere
bewoning - bovengeploegd wordt. |
D'lerdstraat
1445 aen dat oerritte, V. 98; 1454 en ghen oerraet,
id.
Naam voor een wijk bij het Centrum. lerd: met
ontronding en afslijting uit oor, oer: ‘ijzerhoudende
grond’? |
Schabartstraat
1452 op ghenen scabbert, V. 138;
Schabart,
schabbert is een personificerende afleiding v.d. stam v.h. ww.
schabben, met b/v wisseling schaven, met de betekenis v.
‘krabben, schuren’ (MNW VII, 194). Schabbert
verwijst in de Kempen naar een heischab, d.w.z. een met de spade
‘afgestoken’ stuk heide dat men tot brandstof
laat drogen. |
| |
| |
Strippestraat
1516 op gheen stryp, V. 148;
Straat in Gelieren, genoemd naar een lang en smal
perceel akkerland. Naast streep komt ook geregeld streek voor om
dergelijke percelen aan te duiden. |
Streepkensstraat
1500 eenen wyer gheheyten die streep, V. 148.
Straat in Driehoeven. Voor de verklaring:
zie de vorige straatnaam. |
Richter
1444 op ghenen ruechter, V. 136; 1530 te geli(ren)
...in(den) richter, id.
Richter is een in Genk veel
voorkomend toponiem. De kadasterkaart van Gelieren alleen al
vermeldt 12 richter-toponiemen. Volgens Remans is in Genk een
richter of rochter ‘een blook waarop vooral groenvoeder
werd geteeld’ (1), dus niets anders dan een rapenveld.
Richter is een afleiding met -tr-suffix (lgm. -tro) bij de stam
waartoe ook Duits Rübe (raap) behoort. Volgende
ontwikkeling deed zich voor: roev + der >
roefter > roechter > richter. Vgl. ook de pln.
Roosterke(s) in Zonhoven (MOLEMANS 1982:
557) en ook de wisseling in ‘koopt-kocht’ en
‘verknoopt-verknocht’.
p. lindemans
vermeldt in zijn ‘Geschiedenis van de Landbouw in
België’ (deel I, 450) voor het Land van Waas
rochting voor ‘raapland’. |
Smeilstraat Destijds de grote weg van Terboekt naar Langerlo. De
straat is genoemd naar een perceel begroeid met smelen. Smeel,
afgeleid van bnw. smal is de naam van op droge zandgronden of
onbewerkte grond groeiende lange grassoort. Vgl. de Kempense
uitdrukking: ‘het veld ligt in smelen’. |
GRASLAND (beemd, dries, maat, broek...) |
Bemdekensstraat De straat in Oud-Winterslag grenst aan het hooilandcomplex van de
Beemdekens. |
Bergbeemdstraat
1534 berchs bampt, V. 56
De straat is het
verlengde van de Emiel Van Dorenlaan. Bergbeemd duidt op hoger
gelegen hooiland. |
Haagbemden
1532 van(den) haege bampt, V. 83. Straat in
het vroegere beemdgebied bij de Stiemer. De beemden of hooilanden
werden in de loop van de Middeleeuwen privaat bezit en werden daarom
met hagen (houtwallen) omheind, in vochtige gebieden meestal met
elzenhout. In de Kempen gold in de herfst- en wintertijd het
vrijweidegerecht, wat inhield dat het vee op alle niet-afgesloten
landerijen mocht grazen. In de lente echter moesten de toegangen
weer afgesloten worden. |
Huisbamptstraat Vrij duidelijke straatnaam. Een huisbeemd is
een perceel bij de boerderij gelegen grasland. |
| |
| |
Paresbemdstraat
1485 op eynen bampt gheheiten peerds bampte; 1520 den
perye bampt, V. 132
Straat genoemd naar de
Paresbemden. Het eerste lid bevat echter niet Mnl. parre, perre:
‘besloten ruimte’, afgezet met houtwallen. De
grafie doet eerder denken aan reïnterpretatie met de
bijgedachte aan paard. Vgl. andere courante toponiemen als
Paardseusel en Paardsdries(ke). |
Heidriesstraat Straat in Oud-Waterschei, genoemd naar het aldaar voorkomende
toponiem. Heidries heeft betrekking op een onrendabel stukje
grasland, dat ontgonnen is uit de heide. Vgl. in de Limburgse Kempen
ook Hei(de)veld. |
Wijerdries
op den weyerdries, W. 106. Straat in
Gelieren. Wijerdries: perceel grasland gelegen bij een viswijer of
hieruit ontstaan na drooglegging. |
Zaveldriesstraat Benoeming naar een onrendabel stukje
grasland. Straat in Driehoeven. |
Matenstraat Straat in het natuurreservaat De Maten (1532 in die maeten, V. 119). Het Mnl. znw.
maat, maet, mede, meet is een afleiding van de stam van het ww.
maaien met de oorspronkelijke betekenis van ‘land waarvan
het gras gemaaid wordt’. Maat slaat m.a.w. op een
hooiweide i.p.v een veeweide. |
Meeënheide
1440 in eene(n) bampt gelegh(en) in die meen, V. 150;
1454 in gheyn meyden, id.
Straat in de wijk
Oud-Termien. De jongere, administratieve benaming Termien en de
historische Meeën zijn dialectische vormen van het ww.
maaien. Termien was destijds niet enkel een heidegebied (kadastraal
Langerloheide genaamd), maar in de buurt van de Winterbeek lagen er
ook vochtige hooilanden. |
Mieënbroekstraat
1455 in gheen miwebruck, V. 150. Straat in
Langerlo. De naam herinnert aan de vroegere aanwezigheid van
vochtige graslanden die gemaaid werden. |
Hengelweistraat Straat in Oud-Winterslag naar het toponiem
Hengelweiden, grasland in bezit van Hengelhoef. Hengelhoef vormt
deels een glooiend terrein. Hengel (1145 hengelo) is een
samenstelling van heng (bij hangen) = ‘hellend
terrein’ en lo ‘bos’. Hengelhoef was
destijds een goed van de abdij van Floreffe met uitgestrekte
landerijen. Het domein lag geïsoleerd achter de
Tenhaagdoomheide tegen Genk. In Zonhoven is
er een Hengelsbroek en een Hengelwijer (MOLEMANS 1982: 409). |
woeste grond of bos (berg,
zavel, bos, lo...) |
Fletersbergstraat Straat in Terboekt naast het aldaar gelegen
Fletersdel. Vermoedelijk staat de naam in verband met het zanderige,
onvruchtbare terrein. Talloze plaatsnamen bevatten in Genk het
bestanddeel berg, dat ‘zavel- of zandberg,
landduin’ betekent, ontstaan door zandverstuivingen. Genk
zelf is gelegen tegen en op de helling van het |
| |
| |
| |
| |
Kempisch Laagplateau. Dial. fleter: door ontronding
< Mnl. flutere: ‘hij die op de fluit blaast,
vogelaar’ (MNW II, 828). Het eerste deel is dus een
persoonsnaam. |
Hiemelsbergstraat
tot ghelieren ond(er) heemelsberch, V. 88.
Zich baserend op de uitspraak zou men kunnen denken aan hiemel =
‘hemel’. Blijkbaar betreft het hier een vrij
hoge landduin. |
Hornsbergstraat Straat in Oud-Waterschei in een gebied met
veel bronnen, waar o.m. de Stiemerbeek ontspringt, en gelegen bij
een hooilandperceel: Horenbeemd 1496 den horn bampt (V. 95). Voor
1600 komt de naam Horensberg niet voor en wellicht verwijst de naam
naar het nabijgelegen beemdcomplex. Benoeming naar de
bodemgesteldheid (vgl. Mnl. hore: ‘slijk, drek,
vuil’ (MNW III, 590) of eerder naar de vorm (cf. Mnl.
horn: ‘hoek’). |
Kielenswenbergstraat
1453 acht(er) queelsberch, V. 104; aen gheen quilswen,
id.; 1508 in dat quilsve(n)ne, id.
Straat in het
Centrum genoemd naar de Kielenswenberg in de buurt van de
Kielenswenbeemd. De plaatsnaam duidt op een moerassig gebied met
landduinen en vennen. Het eerste lid is ws. Mnl. quellen =
‘opborrelen’. In de lokale uitspraak is w
behouden (Kielensween). |
Schemmersberg
1515 stuck lanss geheiten schemelberch, V.
139. Hooggelegen gebied in de heide tegen de grens met
Houthalen met duistere betekenis. |
Stoffelsbergstraat Straat in het Centrum; het eerste lid is
vermoedelijk de vn. (Chri)stoffel. |
Timkensbergstraat Deze straat in Gelieren Neerzij verwijst
naar de door de aanleg van de autosnelweg verdwenen Timkesberg, in
de volksmond ook wel ‘het spiegeltje van den
hemel’ genoemd en niet ver van een eigendom die de erfnaam
‘bij Timkes’ draagt. Berg slaat hier op een van
de vele landduinen. Timkes is het diminutief van de verkorte
familienaam Timmermans. |
Vogelsbergstraat
1520 voegelsberch, W. 61
Straat in
Oud-Winterslag, mogelijk genoemd naar de plaats waar wedstrijden
v.d. schutterij plaatshadden. In de Kempen zijn vogel-toponiemen met
verwijzing naar de schutterij vrij courant. Cf. Vogelboom (Lommel),
Vogelsheide en Vogelshoeve (Zonhoven). |
Wolfsbergstraat Straat op de wijk Driehoeven, wellicht
genoemd naar het dier. Verwijzing naar een persoon is eveneens
mogelijk. In Genk komt in de 16de eeuw de naam Wolf(s) reeds voor.
Vgl. 1598 woelff guederen, W. 67. |
| |
| |
Hoevenzavellaan
1590 huys ende hoeff inden savel genaempt, V.
163. Belangrijkste straat van de gelijknamige handelswijk
tussen de tuinwijken van Zwartberg en Waterschei. Het hele gebied was destijds
gemeenteheide. Hoef slaat hier niet op een grote landbouwontginning
van kloosters zoals Kelchterhoef, maar eerder op een kleinschaliger
nederzetting in de heide op een lichte en droge zandbodem. Zavel
kreeg later ook de betekenis van ‘nederzetting op een
zavelachtige bodem’. |
Opglabbekerzavel Verbinding tussen de tuinwijk van Waterschei
en de Noordertuinwijk van Zwartberg. De straat is genoemd naar het
tegen de gemeentegrens van Opglabbeek
gelegen heidegebied. |
Dinselstraat Deze straat in het Centrum werd genoemd naar de
pln. Dinsel, oorspronkelijk broeken akkerland tussen het Dorp en
Gelieren (1452 op gheen dunedaels, V. 68; 1566 dunsdelle, id). Het
eerste lid (duin) heeft betrekking op de zandige bodem; het tweede,
verdofte en later gereduceerde bestanddeel (dal) op de lagere
ligging. |
Hondsbos
1596 ind(en) honsbossche, V. 94. Straat op
Kolderbos bij het perceel dat genoemd
is naar de begroeiing met de vuilboom of spork, dial. honshout,
honzenhout. |
Schiepse Bos
1563 stuck lants geleghe aen Wolther scups bossch, V.
141. Schieps: door ontronding ontstaan uit de
persoonsnaam (beroepsbijnaam) Schop(p)en, Schoeps, Schoup(pe). Vgl.
Mnl. schoepe, schope, schuep: ‘schop, schep,
wan’ (debrabandere: 1993, 1261). |
Bosdel
1527 der dell bossche, V. 65. Straat op Langerlo, die op een del of dal, d.w.z. een
laagte wijst in een bebost gebied. |
Koerweg
1480 te we(n)t(er)sloi op d(en) coerwech, V.
110. Straat in Oud-Winterslag,
genoemd naar de in Genk verspreide pln.
Koer (Koerbeemd, Koerberg, Koerblook, Koerlo...). Koer,
gepalataliseerd tot keur, staat in verband met ‘keurmedig
land’. Dit is ontgonnen heide waarvoor jaarlijks een
grondcijns diende betaald te worden. De grond ging dus in private
handen over, maar was onderworpen aan het keurrecht. Vgl. Mnl.
coor-, keurgoet (MNW, II, 1862). In de Late Middeleeuwen waren er in
Genk zes koermeesters, die elk in hun zavel toezicht hielden. Zo is
er sprake van zavelkoeren, straatkoeren en houtkoeren (remans 1973: 14) |
Kolderbosstraat Het eerste deel gaat terug op de pln. Koerlo.
Vgl. 1479 op gh(een) coerloe; 1596 opt koerloy (V. 109). Kolder
(< Koerlo met klemtoonverlies en verdoffing van lo,
metathesis van r en epenthesis van d) is dus een lo-naam met latere
toevoeging van het synoniem bos. Het betreft
één van de vele Genker koer-namen. Vgl. ook de
vorige straatnaam. |
| |
| |
Krelstraat
1439 krelie; 1508 kreeloe, W. 161. Straat van
Sledderlo naar Langerlo, genoemd naar
het toponiem Krel, ontstaan uit Mnl. craeye + lo, vandaar
letterlijk ‘kraaienbos’. |
Teiserikweg
1554 int tuysryck, V. 148; 1813 het Teyserik,
id.
Weg in het zuiden v. Genk tegen de grens met Diepenbeek met als tweede bestanddeel rik
(rak), dat een strook grond langs het water aanduidt (cf. Bokrijk).
Het eerste deel is onduidelijk. |
| |
2.7. Namen i.v.m. specifieke ligging
Achterstraat Genoemd naar de ligging achter de wijk
Hoevenzavel. |
Boeyenstraat Straat op Sledderlo, genoemd naar het aldaar
gelegen Boeyenblook. De psn. Boeyen is een afleiding van de vn. Boy,
vleivorm v. Boudewijn. Voor Lommel treffen we nl. volgende
identificatie aan: 1417 Johannes Boudenssoen junior= 1429 Joh(ann)es
boyens (mennen 1987: 92). |
Bresserstraat Straat in het Centrum, genoemd naar de
toenmalige eigenaar Heynen Bressers (wissels
1981: 116). Bresser: ‘brasser, slemper,
drinkebroer’ (de brabandere 1993: 198). |
Hannesstraat Straat in Langerlo, genoemd naar de Hanneshoeve,
in het midden v.d. 19de eeuw eigendom v. (Jo)hannes Cornelius
Geraerts (wissels 1981: 66). |
Hermesdijkstraat Verbinding tussen Oud-Waterschei en Gelieren,
genoemd naar een een zekere Hermanus. Dijk en straat duiden dezelfde
werkelijkheid aan. Hermes: gereduceerde vorm < Hermans. |
Paulissenstraat Straat in Sledderlo, genoemd naar de
Paulissenberg. Samenstellingen v. psn. en - berg wijzen op privaat
bezit v. plaatselijke bewoners. Fn. Paulissen gaat terug op vn.
Paulus. |
| |
2.8. Memorienamen
| |
2.8.1. Personen
Albert Remansstraat Straat in het Centrum. Albert Remans (1913-1970), een geboren
Genkenaar en geschiedenisleraar in de Normaalschool van Maasmechelen, was jarenlang de bezieler
van de plaatselijke heemkundige kring. Hij was hoofdredacteur
van het tijdschrift Limburg en het Genker
‘Heidebloemke’. Hij lag
aan de basis van de moderne straatnaamgeving in Genk. |
| |
| |
Annunciadenlaan Straat in de wijk Bret, genoemd naar de
Franse kloosterorde die zich bezighoudt met onderwijs,
verpleging en missionering. In Genk stichtten ze een lagere
school. |
Armand Maclotstraat A. Maclot (1877-1959) was afkomstig
uit Antwerpen en vestigde zich in 1899
als landschapsschilder in Genk. |
Broeder Arnoldstraat Broeder Arnold (Camiel Van den
Eeckhout, 1927-1977) was een bezieler v.d. jeugd, kunstenaar en
koordirigent. |
Clarissenlaan Straat op de wijk Hostart gelegen in de
buurt van het clarissenklooster, dat in 1929 werd gebouwd. |
Deken Heeserplein Straat in de buurt van het Centrum,
genoemd naar Peter-Johannes Heeser (1872-1938), de eerste deken
van Genk. |
Emiel Van Dorenlaan Straat in de wijk Stalen (naamgeving
sinds 1960). De straat herinnert aan de bekende Genkse
landschapsschilder Nicolaas Emiel Van Doren (1865-1949). Hij was
afkomstig van Brussel, maar kwam in 1891 naar Genk. Het door
zijn echtgenote uitgebate ‘Hotel des
Artistes’ werd de ontmoetingsplaats van vele
kunstenaars die zich in Genk kwamen vestigen. Dankzij de
nalatenschap van zijn dochter ontstond in 1976 het museum Van
Doren. |
Diernastraat Straat in de wijk Stalen. De familie Dierna
kreeg in 1649 het goed van Stalen in handen en bleef ongeveer
200 jaar hiervan eigenares. |
Hamalstraat De familie Hamal, genoemd naar de
gelijknamige plaats in Haspengouw, verwierf het Stalengoed op
het einde van de 14de eeuw. Jan van Hamal werd eigenaar omdat de
toenmalige graaf van Loon, Arnold van Rummen, de rente op het
land van Vogelzang niet kon betalen. Onder de vermelde plaatsen
vinden we de ‘curtes de Vogelsanck et (sic)
Stapels’ (molemans 1982: 35). |
Henri Decleenestraat Straat op de wijk Bret, genoemd naar
de postbode Henri De Cleene (1895-1944), die bij de aftocht van
de Duitsers op 14.09.1944 langs deze weg werd gedood. |
Jan Habexlaan Straat in het Centrum, genoemd naar de
Genker kunstschilder (1887-1954). |
Jan Mathijs Winterslaan Jan Mathijs Winters (1864-1935)
was een Genker priester-dichter en stichter van het Limburgse
historische tijdschrift ‘Het
Daghet’. |
Kneippstraat Straat in Bokrijk,
genoemd naar de in 1892 gebouwde inrichting voor Kneippkuren. De
Duitse priester Sebastiaan Kneipp was de grondlegger van de
koudwater-geneeskunde, de huidige hydrotherapie. |
| |
| |
Lantmeetersweg Willem Lantmeeters was de eerste
‘maire’ of burgemeester van Genk onder het
Frans bewind. |
Pastoor Raeymaeckersstraat Straat in het Centrum.
Marie-Joseph Antoon Raeymaeckers (1843-1899) was pastoor in Genk
van 1887 tot 1899. |
Stalenstraat De vroegere buurtweg nr. 15 kreeg deze naam
vanwege zijn ligging tegen het Stalengoed. Het domein van Stalen
was in de Late Middeleeuwen een enclave in Genk. Samen met het
hof van Vogelzang vormde Stalen kennelijk
één goed met twee hoeven. Tot in de 18de
eeuw was Stalen tevens de vergaderplaats v.d. vier gemeenten v.
Vogelzang (Zonhoven, Houthalen, Zolder en Houweiken (Heusden) (64). In 1505 is Jan Stoel (sic) (Stael,
Staelen) eigenaar van het laatgoed. Fn. Stalen: <
Stalin, vleivorm van Germ. stahal ‘staal’.
In 1904 werd het Stalengoed verkaveld en verkocht; 24 ha ervan
kwam in handen van de Luikse universiteits-professor Lohest. |
Willy Mindersstraat Straat in Gelieren genoemd naar één van de
laatste Genker landschapsschilders (1912-1977). |
Wennel Straat in De Maten die zijn naam dankt aan Pieter
Jan Wendel, die er omstreeks 1880 woonde. |
Windeken
1529 dat goet van wyndeken, V. 161
Windeken is de vroegere benaming van het Goed van Stalen. Vgl.
ook Denderwindeke en Scheldewindeke, waarin het Gallo-Romeinse
Wenetiacum, afgeleid v.d. psn. Wenetius, zit. In 1592 was Lenart
Wendekens (fn. afgeleid v. erfnaam) burgemeester (dorpsmeester)
van Waterschei (remans 1973: 14). |
| |
2.8.2. Instellingen
Europalaan Ze werd in 1969 aangelegd op de bedding v.d.
in 1943 opgebroken spoorweg Genk-As. De
brede weg snijdt als het ware Genk doormidden en zorgt voor een
direct verbinding met de E-314. |
Heppenzeelstraat Straat genoemd naar het goed van
Heppenzeel. Destijds lag het Stalengoed tussen Heppenzeel en
Winterslo (Winterslag). Het tweede lid
wijst vermoedelijk op bewoning (Mnl. sale, sele, zele); de vn.
Heppe is een familiare vorm v. Herbrecht. |
Laatgoedstraat Straat die het laat- of leengoed van
Stalen doorsnijdt. |
Landwaartsstraat Straat die herinnert aan de
bouwmaatschappij met die naam. Vanaf 1947 bouwde ze op de
Boxbergheide een wijk met sociale woningen. Omstreeks 1970
stonden er reeds meer dan 700 woningen. |
| |
| |
Nieuwdakplein Plein in de wijk Broekskens als herinnering
aan de bouwmaatschappij die er 693 woningen bouwde,
respectievelijk tussen 1922-1923 en van 1956 tot 1970. |
Nieuwdorpstraat Genoemd naar de nieuwe nederzetting langs
het goed van Stalen en Heppenzeel. De middeleeuwse benaming v.h.
gehucht Waterschei was trouwens Nudorp
(1442 die wech tot nudorp, V. 125). |
Nieuwe Kempen Naam die herinnert aan de bouwactiviteiten
v.d. maatschappij Nieuwe Kempen in Genk
in de jaren zestig. |
| |
2.8.3. Andere memorienamen
Eeuwfeestlaan Straatnaam als herinnering aan het
Belgische eeuwfeest in 1930. |
Geleenlaan Naamgeving i.v.m. de verbroedering met het
Nederlandse Geleen. |
Jaarbeurslaan Een gedeelte v.d. Dieplaan (tussen
Westerring en Europalaan) kreeg deze naam vanwege de nabijheid
van de Limburghal, waar het hele jaar door tentoonstellingen en
handelsbeurzen plaatshebben. |
Nieuwpoortlaan Weg in de industriezone Genk-Zuid die
herinnert aan de verbroedering tussen Genk en Nieuwpoort.
Nieuwpoort heeft zijn Genklaan. |
Roerstraat Straat op Boxbergheide. Een vernoemingsnaam
die verwijst naar de bewoners v.d. tweede tuinwijk v.
Winterslag. Talloze Duitsers kwamen tijdens de crisisjaren
1930-1932 in deze tuinwijk wonen zodat de lokale bevolking de
tuinwijk als het ‘Roergebied’ bestempelde. |
Singlisstraat Straat in de tuinwijk v. Winterslag als herinnering aan het tienjarige
bestaan van de verbroedering tussen de schuttersvereniging
St.-Barbara (Winterslag) en de Schützenverein van
Singlis (Borken bij Kassel). In de gemeente Borken is er een
Winterslagerweg. Hoewel de naam door de provinciale
adviescommissie van straatnaamgeving (vergadering v. 16.3.1983)
werd afgewezen, werd hij door het Genker gemeentebestuur toch
ingevoerd. |
Taunusweg Ze verbindt de Henry Fordlaan met
Munsterbilzen. Naamgeving i.v.m. een in de jaren zestig populair
type v. Fordwagens. De naam zelf is ontleend aan het
Taunusgebergte. |
Troisdorfstraat Sinds 1970 neemt Genk het peterschap waar
over het regiment v.d. eerste karabiniers-wielrijders,
gekazerneerd in Spich-Troisdorf bij Keulen. |
| |
| |
| |
3. Spelling van de Genker straatnamen
Naar aanleiding van de pas ingevoerde nieuwe spelling en de aan hem gestelde
parlementaire vraag i.v.m. de spelling van straatnamen antwoordde Luc
Martens, Vlaams minister van cultuur, Gezin en Welzijn op 19 februari 1996:
‘Straatnamen dienen gespeld te worden overeenkomstig de huidige
spelling van het Nederlands. Nochtans moet men erop toezien dat het eigen
karakter van de straatnaam niet wordt aangetast. De namen van straten en
pleinen zijn zoals familienamen en voornamen eigennamen. De blinde
toepassing van spellingsregels kan afbreuk doen aan de oorspronkelijkheid
van de namen’Ga naar voetnoot3.
Over de spelling van de Genker straatnamen zegt RemansGa naar voetnoot4
het volgende: ‘...Voor Genk hebben we een
tussenoplossing gevolgd: sommige namen hebben we in de oude, andere in
een nieuwe vorm gelaten...’.
Wat de spelling v.d. Genker straatnamen betreft, dringt zich o.i. toch wel
enige aanpassing op, die niet zozeer met de nieuwe beregeling te maken heeft
dan wel met de soms erg archaïsche schrijfwijze van een aantal
straatnamen die op kadastrale vormen teruggaan. Modernisering van de
spelling is o.m. aan te bevelen in straatnamen als Caetsbeek (Kaatsbeek),
Craenevenne (Kranenvennen), Heiweijer (Heiwijer), Gansenweyer (Ganzenwijer),
Dilikensweier (Dilikenswijer) (naast het correcte Schaapswijerstraat),
Rootenstraat (Rotenstraat), Boxbergstraat (Boksbergstraat), Camerlo
(Kamerlo).
| |
| |
| |
Literatuur:
A. BACH (1953) Deutsche Namenkunde II. Die deutschen Ortsnamen 1.
Heidelberg, 1953. |
F. CLAES (1987) Inleiding tot de Oostbrabantse Toponymie, in:
Naamkunde 19 (1987), 46-103. |
F. DEBRABANDERE (1993) Woordenboek van de Familienamen in
België en Noord-Frankrijk, Brussel, 1993. |
J. DE BROUWER (1958) Oostvlaamse Plaatsnamen: Lede. Toponymica
XIII, 4, Leuven-Brussel, 1958. |
H. DITTMAIER (1963) Rheinische Flurnamen, Bonn, 1963. |
M. GYSSELING (1960) Toponymisch Woordenboek van
België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en
West-Duitsland (voor 1226), I-II, Tongeren, 1960. |
HEIDEBLOEMKE Tijdschrift van de heemkundige kring van Genk.
Jaargangen 12-24. |
J. HELSEN (1961) De woorden wolf en hond in Nederlandse
plaatsnamen. Toponymica XVII. Leuven, 1961. |
T. JAENEN (1978) Bijdrage tot de toponymie van Meeuwen.
Onuitgegeven licentiaatsverhandeling. Leuven, 1978. |
MNW E. VERWIJS & J. VERDAM, Middelnederlandsch
Woordenboek. 10 dln. 's-Gravenhage, 1885-1952. |
P. KEMPENEERS (1982) Hydronymie van het Dijle- en Netebekken.
Doctorale dissertatie. I-IV. Leuven, 1982. |
P. KEMPENEERS (1983) Hydronymie van het Dijle- en Netebekken, in:
Naamkunde 15 (1983), 5-95. |
J. MELOTTE - J. MOLEMANS (1979) Noordbrabantse Plaatsnamen.
Monografie 1. Valkenswaard. Uitgegeven door de Stichting Brabants Heem.
Waalre, 1979 |
V. MENNEN (1987) Toponymie van de vrijheid Lommel. Doctorale
dissertatie. I-IV. Leuven, 1987. |
J. MOLEMANS (1973) Bijdrage tot de bewonings- en
ontginningsgeschiedenis van de Limburgse Kempen, voornamelijk in het
licht van de namenvoorraad, in: Naamkunde 5 (1973), 270-332. |
J. MOLEMANS (1975) Toponymie van Neerpelt. Een socio-geografisch
onderzoek. Nomina geographica Flandrica (IX). Leuven-Brussel, 1975. |
| |
| |
J. MOLEMANS m.m.v. E. PAULISSEN (1976) Toponymie van As. Nomina
geographica Flandrica (XI). Leuven-Brussel, 1976. |
J. MOLEMANS (1977) Profiel van de Kempische Toponymie, in:
Mededelingen van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde 6
(1977). |
J. MOLEMANS (1982) De nederzettingsnamen in het land van
Vogelzang, in: Naamkunde 14 (1982), 1-2, 17-45. |
J. MOLEMANS (m.m.v. J. MERTENS) (1982) Zonhoven.
Historisch-naamkundige studie. Zonhoven, 1982. |
J. MOLEMANS - J. MERTENS (1984) Opglabbeek. Een rijk verleden.
Opglabbeek, 1984. |
A. STEVENS (1990) Van Miegelrak tot Miezerik. Mededelingen v.d.
Vereniging voor Limburgse Dialecten Naamkunde 57 (1990). |
E. VANMAELE (1961) Toponymie van Genk tot 1600. Onuitgegeven
licentiaatsverhandeling. Leuven, 1960. |
L. WISSELS (1981) Verklaring van de Genker Straatnamen. Uitgave
v.d. heemkundige kring Heidebloemke. Genk, 1981. |
Buurtwegenatlas van de gemeente Genk. Provinciaal Archief (Hasselt),
1846. |
Stratenplan van Genk, 1996. |
Archief van de Provinciale Adviescommissie van Straatnaamgeving
(Hasselt): Dossiers van de gemeente Genk. |
|
-
voetnoot1
- Verkorte en aangepaste versie van een toespraak gehouden naar
aanleiding van het 22ste congres van de Limburgse Vereniging voor Dialect-
en Naamkunde te Genk op 16 november 1996. Hartelijk dank aan M. Devos en J.
Van Loon voor hun waardevolle aanvullingen en opmerkingen.
-
voetnoot2
- A. Remans: De straten te Genk, Heidebloemke 9 (1949),
25-29.
-
voetnoot3
- Vlaams Parlement. Vragen en
Antwoorden - 19 februari 1996.
|