Chrysanten(ca. 1938)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Terugkeer Met welken angst in de oogen, komt ge uit het dal getogen, waar licht is noch een veilge haard? Zijt gij nog niet vergeten uw rauwe passiekreten, en hebt gij, 't hart doorreten, den vloek der aard bewaard? Vrouw met uw woest verlangen, de nacht heeft vreemde zangen, nu ge op mijn naakten drempel zit. Verschrikte bloemen bloeien; de luchten gaan aan 't gloeien en verre stormen loeien daar gij zoo hooploos bidt. Gij rijst; uw oogen branden; met sidderende handen, deinst gij naar de ongeziene poort, naar 't land der reddeloozen, der nooit ontloken rozen, waar nooit uw geest zal poozen, en nooit mijn woord nog hoort. Vorige Volgende