De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Lenteregen. Lenteregen, frisch en malsch, geeft een kitteling in den hals, zijpelt door de jonge blaren; en hij bobbelt in den plas, tript en trappelt in het gras, en hij wil geen drupplen sparen. Want hij strooit er 't allen kant, op mijn neus en op mijn hand; speelt en spettert allerwegen; o, die regen heeft plezier! Regen, regen, kom maar hier, lenteregen, lenteregen! Vorige Volgende