De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende Meester Haan. I Meester Haan, Meester Haan, wat kunt ge als een koning staan, fier en blinkend in uw kleeren. 'k Zeg het u wel zeven keeren: Meester Haan, Meester Haan, 'k zie u vol bewondering aan. Rood als vuur schudt gij uw kam, uit uw oog schiet dan een vlam: ‘Ik ben baas hier in mijn woning!’ O, mijn groet, Mijnheer de Koning, Meester Haan, Meester Haan, met uw schoone kleeren aan! II De haan, dat is een fiere Jan, en roepen, roepen dat hij kan: ‘Koekeloerenhaan! Laat uw bed maar staan! 't Zonneken komt aan! Gij moet werken gaan!’ III Vroeg in den morgen, schiet de haan uit al zijn droomen en kraait van ver zijn lied: [pagina 28] [p. 28] ‘Koekeloerenhaan! De zon is opgestaan! De dag is weergekomen!’ De hanen overal, die blij hun broer gelooven, beginnen met geschal: ‘Koekeloerenhaan! De zon is opgestaan! De dag is weer hierboven!’ Vorige Volgende