| |
| |
| |
XVI.
Pia maakte de koffietafel klaar, zij had reeds een langen morgen achter zich, - eerst naar de kerk, toen het ontbijt en haar huishoudelijke bezigheden daar tusschen in een paar arme vrouwen te woord gestaan, die met haar gewone breedsprakigheid maar van geen uitscheiden wisten, en nu was het reeds bij twaalven.
Een paar keer had zij geluisterd aan de deur van Lucy's kamer, 't bleef er stil; eens was zij stil naar binnen geslopen, het kind sliep rustig, het gezichtje in de kussens gedoken en een kwartier geleden had zij het ruischen van het bad gehoord, zij was dus op, en zou zeker voor den lunch beneden komen. Gelukkig dat zij had kunnen uitslapen.
De bel! 's morgens werd telkens gebeld. Maar toen een krakende, bekende stem in de gang:
- De juffrouw thuis?
- Jawel, juffrouw!
- Zoo meisje, dan vind ik den weg wel, in de huiskamer zeker. - En terwijl Pia een zucht slaakte van ontmoediging, glipte tante Cecile's lange, magere gestalte om de deur.
| |
| |
- Ik stoor toch niet, ben je al wakker...
- Nu tante, wat denkt u van mij?
- Ja, weet ik het, je bent zoo wereldsch en zoo modern geworden, dat je best een gat in den dag kunt slapen en van het ontbijt het koffieuurtje maakt.
- Toch niet, tante. Ik ben op den gewonen tijd opgestaan.
- Maar die - zij wees met den duim naar boven - die nicht, schoonzuster, weet ik het - hoe die familie in mekaar zit - slaapt zeker nog, na dat afjakkeren van gisteravond?
- Lucy? Ja, zij is nog boven, maar zij komt wel dadelijk beneden, zou ik denken.
- Zoo! Des te beter, want ik moet je juist over haar spreken. Wat moet die meid zich gisteravond weer mal aangesteld hebben.
- Staat het in 't Ochtendblad? vroeg Pia ondeugend.
- 't Doet er niet toe. Ik heb het gehoord, en je weet, ik hoor alles - al... les...
- Dan heeft u al wat gehoord in uw leven.
- Je hoeft mij niet te bespotten, dat komt niet te pas. Ik schaam mij niet oud te zijn, 't is een voorrecht. De schaduwzijde is alleen, dat je zooveel rare dingen beleeft, want de jeugd van tegenwoordig - 't is wat te zeggen! - toen jullie jong waren, dacht ik al: Wat 'n verschil met mijn jongen tijd, maar 't is nog niets met wat ze op vandaag durven doen.
- Een kopje koffie, tante?
- Neen, dankje. Daatje wacht mij met de koffie,
| |
| |
en dan drink ik te veel, - ik wou maar zeggen, 't moet schandelijk geweest zijn, zooals zij gisterenavond heeft gedanst - iedereen is er vol over - een echte - ja, ik weet niet, hoe heet dat mensch ook, dat met bloote voeten danst, - Isem - Isembart of zoo iets? 't Mankeerde er alleen maar aan, dat zij ook haar kousen en schoenen uittrok.
- Neen, dat deed zij niet tante!
- Heb jij het gezien?
- Ja zeker, tante en ik vond het prachtig mooi, niets stuitends; als alle dansen zoo waren, zou niemand er iets tegen kunnen hebben - zelfs u niet.
- God bewaar me... Dansen is onbehoorlijk, altijd...
- Franciscus van Sales heeft er niets tegen. - David danste toch vóór de ark en de engelen in het Paradijs...
- De engelen - de engelen - Ja, 't heette de engelendans, verbeeld je, wat weet dat schepsel, de dochter van die gemeene Elsa van engelen en hun dansen af...
- O tante! Spreek daar toch niet altijd over. Lucy is door onze Bets zoo goed opgevoed, die is meer haar moeder geweest dan haar eigene.
- 't Is mij een mooie opvoeding geweest. Alles wat er nog goeds in gekomen is, ging er weer uit bij die jodenboel van Nans Wailer, - de aard deugt niet en ik vind het verschrikkelijk, dat die ouwe Gerard zich aan dat kind heeft verslingerd, 't geeft ellende en schandaal, dat voorspel ik je.
| |
| |
En de dorre vinger ging in heftig gebaar op en neer.
- Och tante, kwam Pia verveeld. Gerard is oud en wijs genoeg om te weten wat hij doet.
- Oud ja, - maar wijs? Hij is gek zeg ik je, van den duivel bezeten, mal als een oud kind - ieder kan het op zijn vingers nagaan, dat het niets geeft, een huwelijk met zoo'n jonge spring in het veld. Zij laat hem zitten en danst de wijde wereld in, - je zult het zien. God geve dat ik het niet beleef, maar jullie - je vader en moeder hadden het moeten weten - je moeder, die zoo'n hekel had aan Elsa Duroy en ze niet eens ontvangen wilde...
- Tante, ik wou dat u dit alles aan Gerard zei, misschien helpt het, misschien helpt het ook niet. Ik zou ook zeker nooit Lucy voor zijn vrouw hebben gekozen, maar nu 't eenmaal zoo is, kan ik er niets aan doen.
- Je mocht er niet aan meewerken, je mocht haar niet ontvangen in je huis, je moest je vooral er tegen verzetten, dat zij zich met al die pretmakerij aanstelt als - als - een lichtekooi.
- Dat is niet waar, en Pia's bleeke wangen gloeiden plotseling van verontwaardiging en schaamte - uw leeftijd geeft u geen recht om zulke dingen te zeggen van een braaf, roomsch meisje als Lucy.
- Braaf, roomsch meisje, waar zijn die tegenwoordig? Zij doen allerlei dingen, die je niet van hen mag verwachten. Zij worden student, zij fietsen met jongelui, zij roeien en sporten en spelen komedie - zij trekken
| |
| |
het land door zonder chaperon, verbeeld je zoo iets in onzen - ja, zelfs in jouw tijd - zij vragen zelfs haar man, en daarvoor worden vereenigingen opgericht van tooneel en gymnastiek of andere springerij, en dan zetten zij er R.K. voorop en zij krijgen er nog een pastoor of kapelaan bij als adviseur - een mooie wereld is het, waar moet het naar toe - als de geestelijken zelfs mee doen?
De deur ging open en Agnes kwam binnen.
- Goeien morgen, hè tante Cecile, wat ben ik blij u te zien!
- Jongejuffrouw, vertel nu maar geen leugens - want al komt u ook nog zoo dikwijls in de stad, nooit brengt u de ouwe tante een visite. - Je zuster Marie, die weet nog wel wat een oud mensch toekomt - en 't valt je erg tegen mij hier te vinden. Logeer je hier ook, om deel te nemen aan dat mooie, prachtige werk van die roomsche gekkenhuizen?
- Is dat niet echt mooi, volgens u?
- 't Mocht wat, eerst maken zij de menschen gek met al hun moderne kunsten en dan bouwen zij huizen om ze op te bergen. Bleven zij maar kalm, ouderwetsch, dan waren al die nieuwe ziekenhuizen niet noodig. Zij krijgen van mij geen cent, geen rooie duit als ik dood ben.
- Heel goed tante, als u het mij maar geeft...
En toen tot tante Pia:
- Is Lucy nog niet beneden? Wat heeft zij een succès gehad. Pyramidaal, zonde en jammer dat zij
| |
| |
zich niet heelemaal er aan wijdt. Ik heb Otéro gezien, en Matahari en Duncan, maar ik moet u zeggen, zij heeft mij veel meer geïmpressioneerd. - Zalig, goddelijk...
- Hoor je het nu, hoor je het nu? grinnikte tante, de aanstaande vrouw van Dr. van Berne, jouw zuster en mijn nicht, een danseres van beroep, - 't is aardig, 't is lief!
- Wat zou dat? Vindt u er iets ergs in? Als mijn heidensche moeder het toestaat, word ik operazangeres, ga ik aan het tooneel! Ik wou dat ik Lucy's natuurlijk talent had. Ik stond naast Bruno Wegers, hoe die onder den indruk kwam - neen maar, - ik geloof zeker dat hij doodelijk van Lucy is.
Alleen Pia's beurtelings rood en wit worden, verried hoe zij leed onder dat ondoordacht gepraat - zij verlangde vurig dat tante zou opstaan vóór dat Lucy of Gerard binnenkwamen - maar nu eerst zat zij stevig op haar praatstoel. Agnes had een boozen lust haar te prikkelen, en zij werd er steeds opgewondener door.
- Die dominees zoon? Bedoel je dien? Weet je wel Pia, hoe lang geleden, ik jou daar tegen heb gewaarschuwd! Zie je wel dat ik gelijk had, en dat mijn ouwe oogen scherp zien?
- 't Doet er niets toe, tante, nu Lucy geëngageerd is.
- Maar nog niet getrouwd! Goddank!
- Nu zijn wij het roerend eens, tante Cecile, ik zie ook niets geen heil in dat bespottelijke huwelijk.
| |
| |
Hoe gauwer het af raakt, hoe beter. Ik wil u gaarne daarin een handje helpen, dat is zeker een verdienstelijk werk.
Een bescheiden tikje aan de deur en Lucy kwam binnen; zij zag er een beetje vervallen en moe uit, geel van tint, met donkere kringen om de roode oogen, een huiltrek om de lippen.
- Daar heb je de danseres - hoe noem je ze ook nicht Agnes, - ik kan die vreemde namen niet onthouden - maar 't moet mooi zijn geweest, prachtig, heb ik gehoord. Heerlijk voor den dokter, je aanstaanden man, een vrouw te krijgen, die zoo ver is in de edele danskunst, juist iets voor een doktersvrouw. Je ziet er katterig uit.
- Ik heb ook zoo'n hoofdpijn...
- Dat komt er van, dans je niet, dan heb je niet! Ben je van plan als je getrouwd bent, ook zoo te blijven dansen?
- Natuurlijk, plaagde Agnes, dan danst zij met haar man den heelen dag. Pa vertelde, dat oom Gerard nooit dansen heeft kunnen leeren en jij kende het zonder leeren.
- Een voorrecht, glimlachte Lucy treurig.
- Je bent een ondankbaar schepsel, jij zou als danseuse noble een wereldreputatie kunnen krijgen. Zonde, zoo'n talent te laten roesten. Je bent in mijn achting gestegen, Luus, en ik zal het Mia zeggen: Je weet niet wat in jouw liefste vriendin zit.
Tante Cecile stond statig en indrukwekkend op.
| |
| |
- Ik heb mijn leven te lief, want jullie drieën, jij ook Pia, zooals van je broer, zeg ik ook van jou, hoe ouwer, hoe gekker, - hebt het er op gezet mij een beroerte van ergernis te doen krijgen. Ik groet de dames.
En stijf en waardig keerde zij zich om, stapte de kamer uit, door Pia gevolgd, die haar wilde uitlaten.
In den gang zeide zij haar nog:
- Die andere deugt ook niet. Mia is een goed kind, maar dat is een bedorven, wereldsch schepsel en Lucy ziet er uit of zij zoo pas uit het water is gehaald, - als een ouwe vâdoek, en dat moet nu zoo'n groote kunstenares heeten! 't Is me wat moois, 't spijt me dat ik Gerard niet heb ontmoet, maar ik zal hem schrijven hoe ik over zijn trouwerij denk.
- Doet u, wat u niet laten kan, zei Pia tot afscheid. Nog geen vijf minuten later rolde het coupétje van Gerard voor. Hij liep vlug en opgewekt de trappen van het bordes op, maakte de huisdeur open, ontdeed zich van pelsjas en hoed en stormde de eetkamer in.
Lucy kwam hem tegemoet, een beetje langzaam, met niet veel élan, hij sloot haar in zijn armen, kuste haar op de haren, lichtte haar kopje op en keek haar in de oogen.
- Zoo, een beetje afgedraaid? Ik was toch zoo ongerust, maar je ziet er naar omstandigheden best uit. - Wat heb ik van je moeten hooren, wat 'n succès! Heel Amsterdam is verrukt. Wat 'n beroemd vrouwtje krijg ik, zoo iets had men nooit eer gezien.
| |
| |
- Dat zeg ik ook, beaamde Agnes.
- En - en - vroeg Pia aarzelend, hoe vonden de menschen het? Tante Cecile kwam vanmorgen reeds met opgestreken zeil - als je haar hoorde was heel Amsterdam geërgerd en verontwaardigd.
- U weet wie 't zegt, schimpte Agnes.
- Ja, maar - zij heeft het gehoord...
- Van haar ouwe kwezelvriendinnen, die 't weer hoorden van jaloersche moeders...
- Laat ze praten mijn lief meisje, die totebellen. Je hebt de heele zaal gelukkig gemaakt, vreugde gebracht met jouw heerlijk talent, maar 't is nu eenmaal geweest... ieder is verrukt - en voortaan dans je niet meer voor zooveel onbescheidene oogen, maar in den intiemen huiselijken kring - voor mij alleen.
Agnes trok een grijns achter haar rug en Lucy zeide:
- Als het Aschwoensdag is, begint voor mij de ernst van het leven. Tot dan heb ik nog zooveel te doen, zooveel...
- Wanneer je hofarts ten minste niet zegt: Tot hiertoe en niet verder...
- O neen, neen, dat zegt u niet. Wat hebben wij vandaag ook Agnes? Thee bij Alice Witte en van avond - neen van avond niets.
- Goddank!
- Ja, zei Pia, voor mij ook vacantie.
- Maar morgenavond, sauterie bij G. en overmorgen vergadering en Zaterdag hier diner en dan zouden wij Maandag naar het gemaskerd bal van G.D.I. gaan,
| |
| |
en Dinsdag raoût bij de Z's en dan nog eens een gezellig onderonsje van de Fancy-meisjes, - wij weten nog niet bij wie - en dan - ik word er dol van - mijn hoofd loopt om - wat 'n werk, wat 'n werk!
- Zachtjes aan, kind, ja zachtjes - vandaag stil thuis blijven,
- Ik zou die koppen thee maar laten loopen, Luus. Van avond ga ik naar het Concertgebouw, dus voor mijn plezier hoef je niet uit, zei Agnes.
- Ja maar ik moet er zijn om af te spreken...
- Om van je succes te hooren.
- O neen, dat laat mij koud - ik weet dat ik mijzelf heerlijk gegeven heb in dien dans. Was er iets ongepast in, oom - tante...?
- Neen, kind, volstrekt niet, zoo kon je in de kerk dansen gelijk het in de middeleeuwen nog gebeurde.
- Le Jongleur de Notre Dame, weet u dat mooie sprookje tante, van dien armen acrobaat, die monnik werd en iets ter eere van O.L. Vrouw wilde doen en hij kon niets dan springen en buitelen. De broeders zagen hem voor het Mariabeeld zijn capriolen uitvoeren en toen riepen zij den abt. Allen stonden zij verbaasd en ergerden zich, maar toen de stakkerd vermoeid neerviel, stapte Maria uit haar nis en veegde hem het bezweete voorhoofd af. Ik ben ook zoo'n jongleur, die voor niets anders deugt.
- Fishing compliments, - en Agnes sneed haar broodje door, terwijl Gerard zijn meisje langs het haar streelde.
| |
| |
- Eet je niet! Kom, zoo'n heerlijk kalfsoestertje.
Zij at haast niets, zonder smaak, alleen om tante en oom plezier te doen - 't leek haar alles nog zoo vreemd toe.
- Ik geloof dat ik van middag maar wat ga rusten, zeide zij met gesloten oogen tegen Gerard aanleunend, dan ben ik van avond weer frisch.
Hij zag haar bezorgd aan, hoe verstandig hij haar besluit ook vond, toch verontrustte hem haar wijsheid, 't was een bewijs, dat zij zich niet normaal voelde - die behoefte aan rust.
- Verbeeld u toch eens, oom, ratelde Agnes, mijn oom, dominé Wegers, kan niet meer uit zijn humeur raken, dan als tante Mita onwel is, of hoofdpijn heeft. Die arme sloof houdt zich zoolang goed tot zij er bij neervalt, omdat hij anders woest wordt als zij gaat rusten.
Lucy keek Gerard van ter zijde aan en fluisterde:
- Zal je dat ook doen Gé, als 't vrouwtje moe is of ziek?
- Dat kan je begrijpen - en hij trok haar dicht naar zich toe.
- Bruno zei - aandachtig keek Agnes Lucy aan, maar zij verroerde zich niet, alleen verbeeldde zij zich dat haar huid aan de slapen een ietsje roosde - dat de arme vrouw nu geen leven meer had, nu hij de dominee's-bef aan den kapstok heeft gehangen. Heeft u hem gesproken oom Gerard, gisterenavond op het feest?
- Neen, je weet ik ben pas later gekomen en vroeg heengegaan - dadelijk na den engelendans.
| |
| |
- Wij stonden naast mekaar. Ik begon met erg te critiseeren, ik had juist zoo'n vitbui. Bruno had weg willen gaan, ik haalde hem over te blijven - nu hij had er geen spijt van. Hij wist niet wat hij zag en ik, ik werd er stil door en dat is het grootste succes - als men mij stom maakt.
Nu merkte zij duidelijk, dat Lucy's gelaat verlicht en doorstraald werd, als het ware door een stillen lach, 't was of zij nu als een gelukkig kind in de armen van haar vaderlijken verloofde in zachten sluimer viel, of groote rust over haar kwam...
Zie zoo, wij weten het, - zeide Agnes tevreden tot zich zelf.
|
|