J.K. Rensburg 1870-1943. Een Joodse graalzoeker(1981)–Jaap Meijer, [tijdschrift] Engelbewaarder, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 127] [p. 127] XXXI. Het Haven-Licht. Wanneer het laatste zongoud is geslonken, Verterend aan een lagen wolkenrand, Wordt, waar eens verre scheeps-lantarens blonken, Die nooit meer nad ren, een rood licht ontbrand, Dat naar verwaasde kim in vroom, trouw vonken Door Eeuw op Eeuw zijn blik begeerig spant, Opdat weer kielen nieuwe schatten schonken Aan Veere's haven, die langzaam verzandt. Zoo blijft mijn oog naar de galjoenen staren Uit vroeger tijden aan het havenhoofd Als verzen, die op breede rhytmen varen En aan wier komst ik steeds nog heb geloofd .... (d'Eskaders dagen slechts als geesten-scharen, Tot ook die vuurschijn op de kade dooft.) Vorige Volgende