5. Teksten.
5.1. Studies over handschriftenkunde, studies die niet één bepaald hs. betreffen.
Cleemput, J. van: De spelling van de v-klank in oudwestvlaamse oorkonden, VI, 183-188. |
Cleemput, J. van: Zin en betekenis van de dubbele acutus in diplomatische bronnen uit de Onl. en vroeg-Mnl. periode, VII, 143-159. |
Cleemput, J. van: Zin en betekenis van de dubbele acutus in diplomatische bronnen uit de Onl. en vroeg-Mnl. periode. III. Interpretatie van het materiaal, VIII, 60-78. |
Elslander, A. van: Bij een afkorting in de Hadewych handschriften, VI, 155-158. |
Elslander, A. van: (naschrift bij artikel van J. van Mierlo), VII, 45. |
Gysseling, M.: Losse beschouwingen over het begin van de Middelnederlandse archieftraditie in Vlaanderen, VI, 93-96. |
Mierlo, J. van: Bij de verklaring van de afkorting R/n, VII, 43-45. |
| |
5.2. Uitgaven en studies van teksten van vóór 1500.
Hoebeke, M.: Een Westvlaamse oorkonde in Oudenaards bezit, XVII, 145-157. |
Keyser, P. de: ‘Palster ende scerpe ontfaen’, XVI, 68-75. |
Leenen, J.: Teuthonista-overblijfsels in Limburg, VI, 116-118. |
Loey, A. van: Iets over de taal van hs E. van Reinaert I, XVI, 177-178. |
Man, L. De: Een Brabantse ‘ambachtsrol’ uit de 14e eeuw, VIII, 15-34. |
Nieuwenhuizen, J. van den: Een Antwerpse cijnsrol van het 4e kwart der 14e eeuw, X, 75-79. |
| |
Bougard, P. en Gysseling, M.: Nederlandse teksten uit Polinchove (Pas-de-Calais), XXIII, 98-101. |
Caron, W.J.H.: Quid expectamus nunc?, VI, 62-67. |
Cleemput, J. van: De accentuatie in het martyrologium van Grimbergen, VI, 152-155. |
Dibbets, G.R.W.: Rond Le Mayres the Dutch Schoolemaster (Londen 1606), XXIII, 3-14. |
Dibbets, G.R.W.: J.A. Alberdingk Thijm als beschrijver van het Amsterdams, XXIV, 143-161. |
Fagot, D.: Een dialectisch getinte tekst uit de 17de eeuw, VIII, 122-132. |
Gysseling, M.: Dialectisch getinte teksten uit de 16e eeuw, I, 129-131. |
Gysseling, M.: zie Bougard, P. - Gysseling, M. |
Haan, Tj. W.R. de: Boeren-Haarlems uit 1732, X, 63-74. |
Hoebeke, M.: Zuidoostvlaams uit de 18de eeuw, VI, 104-107. |
Leenen, J.: Een oud-Maaseiker gedicht, VIII, 149. |
Leenen, J.: Nog: De heftige Herfst, XI, 194-199. |
Man, L. De: Drie brieven van Leuvense vrouwen uit de 18e eeuw, VIII, 172-175. |
Meertens, P.J.: Een Middelburgse dialectbrief uit 1795, XII, 88-93. + aanvulling, XII, 167. |
Moors, J.: Maaseiks 1582, VI, 130-132. |
Naarding, J.: Jan Boer, dichter van Groningerland, VIII, 144-148. |
Pauwels, J.L.: Een Aarschotse dialecttekst, XIII, 24-39. |
Pée, W.: Een Kempische soldatenbrief uit de Napoleontische tijd, VIII, 162-165. |
Pée, W.: Is. Teirlinck, Zuid-oostvlaandersch Idioticon; Aanvullingen en verbeteringen uit het exemplaar van de auteur, XIX, 165-178. |
Pée, W.: 1. De Toponymie van den Reinaert door Is. Teirlinck.
2. Kinderspel en kinderlust in Zuid-Nederland door A. De Cock en Is. Teirlinck.
Aanvullingen en verbeteringen uit het exemplaar van Is. Teirlinck, XX, 143-173. |
Pée, W.: Omnibussen en woordverklaring, XXIV, 113-135. |
Weijnen, A.: Een vergeten verzameling dialect parallelteksten, IV, 20-21. |
Seeldraeyers, A.: Op de wijze van Ajéleth Hassáhan, XXIII, 138-141. |
Smet, G. De: Oude soldatenbrieven uit het land van Overmaas, XVIII, 27-41. |
Verstegen, V.: Maastrichts uit 1790, XV, 65-67. |
Walschap, G. en Blancquaert, E.: Opdorp, XVII, 15-31. |
| |