of drie by geweest zijnde reysde naer Hollandt toe, om sijn
Ambacht te vervorderen; Daer een tijdt langh gheweest hebbende, quam wederom
eens te huys, wesende seer hoovaerdig, (gelijck men seght voor een
spreeckwoort, dat een Snijder op een ghehuyrt Peert, het hoovaerdighste
schepsel op aerden is.) t'huys wesende sprack hy soo Hollandts dat men hem
qualick verstont, hy mocht wel uyt een Sloot ghedroncken hebben daer een
Hollander in gescheeten hadde; Hy vraeghde wat een Karne voor een dinck was.
Item, Melck-emmers, Melck-vaten, &c. Hy sagh sijn Vader t'huys komen met
een voer Hooy, en vraeghde hem waer dat van ghemaeckt worde, of sy dat van
Rosijne korven maeckten; De Vader deese malligheydt aen hoorende, seyde, ghy
sult met my gaen in't Landt, daer sult ghy het sien; Hy voer met sijn Vader
heen, en in t Lant komende, sagh een Hercke leggen, en soo hy sijn Vader vragen
wilde hoe het heete, trat op de tanden van de Herke, en seyde, hoe heet dit
ding? en eer hy dit woordt uyt brenghen konde, hoe dat ding heet, sloegh hem de
Hercke voor sijn tanden, dat hem neus en mondt bloede, doe riep hy, de Duyvel
hael de Hercke; De Vader dat siende, worde quaedt, en nam de Hercke en sloegh
hem een dicht lijf, en seyde, ick sal dy schelm leeren wat een Hercke is: Hy
seyde, o Vader, vergeeft het my, ick dede het om korts