en bracht een gericht op de Tafel,
en meester Ian seide tegen sijn wijf, siet wijf dat is al een: De knecht dit
hoorende werde verschickt, en seide, wy zijn verraden, Koevoet weet dat wy die
Rinck gestoolen hebben: de ander seyde, hy moght de Duyvel weten dat Hy wederom
seyde, gaet ghy hem en brenght oock een gerichte op de Tafel, soo sult ghy het
wel hooren, en hy dede alsoo: Meester Ian seyde, wijf dat isser al twee: De
Knecht quam weder en seyde, hoe sullen wy het maken, hy seght dat ick de tweede
ben, ende de derde desghelijcken. Doch sy beslooten raedt met malkander om
Meester Ian op te eysschen, 't welck sy deden: en seyden tegen hem; Meester Ian
wy weten dat ghy het weet, dat wy soo ontrouwelick by onse Heer gehandelt
hebben, doet soo wel en gheeft ons raet hoe wy het best maken sullen, dat onse
Heer de Rinck weder krijght, en wy by onse eere blijven: Meester Ian seide, kom
mannen, ick weet raedt, gaet heen en doutse een Kalkoensche haen in de keel,
dat sy deden: Nu, de maeltijdt ghedaen zijnde, seide den Landt-vooght, waerom
hy de by een komst versocht hadde, te weten, om den ghestoolen Rinck;
begeerende van alle sijne Scholten dat sy haer beste devoir wilden doen, om die
selve weder te bekomen, datse beloofden: Meester Ian Koevoet daer op
antwoordende, seyde, ick ben met een Helm ghebooren, ick