wijsen,
stelde sijn konst te wercke, en seyde: Amo, Ama, Amas, Pilatus
& Cajaphas; Quid, quid Ieronimus, Hoc est propter honimus. Dat is soo
veel te seggen, Den Bergh van Calvarien, daer leght de Duyvel geslooten aen
een kleyn kleyn ketentjen, maer ick meene schackels als mijn been; Daer op
antwoorde een jonge genaemt Hanemen, Heer Ian Veeneman, ghy hebt niet wel
gestudeert: Hy wederom, seyde, Haentjen, du Kettertjen, gae du wederom nae de
Vrouwen Kercke, by de Geusen, daer wiltstu doch wesen. Doch voer hy wederom
voort met sijn Sermoen, en seyde, nu gheve ick u lieden te raden, hoe het de
Ioden met Iudas aenvinghen eer sy hem tot dat schelm-stuck konden brenghen, om
sijn Heer en Meester te verraden; Hoort wat sy deden, sy maeckten hem droncken
in goet Hamburger Bier, en droncken wesende, seide hy, nu sal u hem leveren soo
ick een man met eeren ben, was hy doen man met eeren? hy was een schelm doe
hy't woort sprack.