De botte Boer.
Een Boer, ghesien hebbende, dat de oude luyden, als sy leesen
wilden, een bril opsetten; soo vraegde hy aen een brille-maker, na een bril, om
daer door te konnen lesen. Den Meester hem een bril op de neus settende, en een
boeck voor-houdende, vraeghde hem, of die goet was? Den boer seyde: Neen. En
als hy'er soo drie of vier beproeft hadde; en seyde elcke mael, datse niet goet
waren, so vraegde den Brille-maker hem, oft hy oock leesen kost: Den boer
antwoorde met een effen tronie; Indien ick leesen kost, keerel, soo soud ick
geen Bril komen koopen.