Pots van Alfonsus knecht.
Aardsbisschop
Alfonsus Karilue, hielt een dienaer, die
niets dee, als op schrijven, wat d' een en d' ander aen 't hof, voor dwaasheden
beging, Zoo geviel 't op een tijdt, dat de Bisschop het boeck liet over tafel
brengen; en het selve op slaende, vond hem daer self in opgeteekent, over een
saeck, dat hy zeeker Alchimist, eenighe hondert Ducaten gegeven hadt, om
allerley gereedschap tot sijn kunst te koopen. Het selve gelesen hebbende,
seyde hy tot sijn schrijver: ghy hebt tot noch toe quaalijck gedaen, dat ghy my
hebt aengeteeckent: want den Alchimist sal noch wel wederkomen. Maer de
schrijver antwoorde: indien den sot wederkomt, en dese goê gheleghentheyt
niet tot sijn voordeel gebruyckt, soo sal ick hem, neffens u, in't Narrenboeck
setten.