kunstenaars, jonge artistieke dames en oude gedekoreerde heren, die dichtopeengedrongen in de twee kleine kamers, in de gang en in het keukentje van het niet zeer ruime appartement, uren achtereen met elkander stonden te praten en te lachen. Ik ontmoette daar Bourdelle, Han Ryner, Saint-Pol-Roux (bijgenaamd le Magnifique!), Paul Fort, cubisten, uitgevers, en lieden van elke nationaliteit. Wat de bekoring uitmaakt van dergelijke bijeenkomsten, ontgaat mij. Vooral wanneer men weet hoe die lieden over elkander en elkanders werk oordelen!
Durand terugzien, een Parijzenaar dien ik uit het oog verloren had en met wien wij binnenkort een haschischséance zullen houden. Die Durand is het type van den mislukten intellektueel. Verfijnd van geest, zeer kritisch, doch zonder een bepaalde gave, kent hij geen groter genot, dan, in den middag, te wandelen door de Jardin du Luxembourg, nu eens hier, dan daar stilstaand, kijkend naar de schone belichting van het paleis of van de stompe torens der S. Sulpice-kerk. Langen tijd kan hij zitten op een bank, sigaretten rokend, en het schijnt hem voldoende, louter toeschouwer te zijn van het machtige leven. Hij is zéér arm, bewoont een zolderkamertje, en is een hartstochtelijk schaakspeler. Iedereen kennend, houdt hij zich, vol belangstelling, op de hoogte van de moderne literatuur en van de nieuwste stromingen in de schilderkunst. Het is uiterst aangenaam, enige uren met hem te praten. Ik mag hem dan ook zéér gaarne.
Onlangs gedejeuneerd bij een koopman van de Hallen, een die met heel zijn familie, zoons, dochters, zwagers, schoonzusters, broeders, neven en nichten, de zaak drijft. Het was een Gargantua-maaltijd, en de luidruchtigheid der schetterende stemmen, het enorme schransen en drinken, hebben mij vrijwel ziek gemaakt voor het overige deel van den dag! Welke mening mogen dergelijke lieden, wier enig doel is geld te verdienen, hopen geld, en op grove wijze van het leven te genieten, wel hebben over den dood en de onsterfelijkheid der ziel! Ik vraag het mij