met prachtige woorden en schoonste muziek. Was ik niet bij de dode? Was zij niet bij mij? - Uit de kerk getreden, en vol van de wonderbare stemming, nog doorgloeid van de diepe levende rust der plechtigheid, leken mij de mensen te midden van het oorverdovend rumoer der straten volslagen gek. Ik kon mij maar niet begrijpen, waarom zij zich aldus bewogen door de lege ruimte, waarheen zij zich spoedden met hun gebaren als van marionetten. Ik zag nog immer de gebaren van den priester, en ik weet, waarom hij zijn handen heft, waarom hij knielt, waarom hij van links naar rechts treedt aan het altaar dat mij, dien ochtend, Golgotha scheen met het grote kruis en den gekruisigden God. - Het leven had voor mij, gedurende gans dien dag, een bizarre onwerkelijkheid.