Donderdag 27 januari
Vanmorgen hebben mannen en vrouwen, naar het uiterlijk heren en dames, een
aardappelwagen, die voor de Centrale Keuken stilhield, geplunderd. Zij hebben
vrijmoedig de hand gestoken in de zakken, die op de wagen stonden opgesteld,
klaar om te worden gelost, en aardappels overgeheveld in hun zakken of in
tassen, die zij bij zich hadden. Geen schijn of schaduw van gêne. Velen, vroeger
goed-gesitueerden, gaan altijd gewapend met een tas, actentas of hengseltas, er
op uit, in de hoop onderweg iets te vangen, aardappelen of wortelen. Sommigen
met een vaatje, voor het verzamelen van losse stukken steenkool. De hele
kampbevolking is uit op kleine roof. Menigeen meldt zich aan de keukenramen en
krijgt daar gauw-gauw een paar wortels, een paar aardappelen toegestopt van de
aardappelschillers met daarbij het vermaan: ‘Gauw weg, want Van Dam ligt altijd
op de loer; en dan gaan we naar de 51. Gauw weg! Het is gevaarlijk!’ In de loop