Maandag 27 september
Precies een jaar van huis vandaag. Ik maak mezelf wijs, dat de tijd omgevlogen
is, maar ik weet zeker dat het niet zo is. Als ik terugblik, is er in dit jaar
zoveel met me gebeurd, dat de tijd niet omgevlogen kan zijn. Ik weet, dat elke
periode van dit jaar, mijn verblijf in de gevangenis, mijn verblijf in het
concentratiekamp van Amersfoort, mijn oponthoud in de verschillende
ziekenbarakken, in mijn herinnering lang heeft geduurd, soms eindeloos lang. En
toch is de tijd als een film, als een afgrijselijke, maar boeiende film
voorbijgegaan. Dat is zo, nu alles eenmaal achter de rug is. Ik heb de film niet
gezien als toeschouwer in een gemakkelijke fauteuil, maar als medespeler, die
bij het spelen van zijn rol op zijn tanden moest bijten. Dat is, wanneer men dat
iedere dag van het jaar moet doen, vermoeiend en vergt veel van de zenuwen. In
mijn bewustzijn hebben de gebeurtenissen geen perspectief meer, maar staan zij
alle naast elkaar op een rijtje, buiten ruimte en tijd. Alle gebeurtenissen van
mijn leven, ook die van voor 27 september 1942. Ik verbaas me er alleen over,
dat ik hier nog ben, dat ik nog niet met een van deze grote golven van mensen
ben meegespoeld naar het Oosten. Toeval. Toen ik het vorig jaar november uit het
concentratiekamp van Amersfoort naar hier vertrok, dacht ik: misschien lukt het
me wel op Westerbork te blijven, ik heb immers een kind uit een ontbonden
gemengd huwelijk. Instinctief heb ik daarvan geen werk gemaakt en vertrouwd op
mijn goed geluk. Mijn instinct heeft mij goed geraden: in de zomer van dit jaar
zijn alle mannen, die een kind hadden uit een ontbonden huwelijk en daarop
gesperrt waren, op de grote hoop geworpen en doorgezonden. Aangezien ik niet op
de lijst van gesperrten stond, kon men mij hier houden. Misschien had men mij
toch wel hier gehouden, omdat ik nog in het ziekenhuis lag en men mij beschouwde
als niet transportabel, maar het gevaar van transport op