Japi en Joewan
(1978)– Mechtelly–
[pagina 2]
| |
[pagina 3]
| |
![]() | |
[pagina 4]
| |
Japi schudt zijn staart. ‘Piti kòò, piti kòò’, groet hij en hij springt in het rond. | |
[pagina 5]
| |
![]() | |
[pagina 6]
| |
Daar komt Jaja aan. ‘Wat maak jij een lawaai’, zegt ze en ze geeft hem brood. | |
[pagina 7]
| |
![]() | |
[pagina 8]
| |
Dan ziet Jaja Joewan staan: ‘Dag Joewan, waar ga jij zo vroeg naar toe?’ ‘Ik wandel’, zegt Joewan. Jaja doet de deur voor Joewan open. Joewan gaat naar binnen. | |
[pagina 9]
| |
![]() | |
[pagina 10]
| |
Joewan veegt zijn voeten op de deurmat. Dat doet Japi ook. Wat een knappe aap is dat! | |
[pagina 11]
| |
![]() | |
[pagina 12]
| |
Jaja geeft Joewan een kopje thee, warme thee met veel melk. Dat is heerlijk! Jaja drinkt ook een kopje thee en Japi krijgt een beetje in zijn kom. | |
[pagina 13]
| |
![]() | |
[pagina 14]
| |
Als ze klaar zijn, zet Jaja de kopjes weg. Dan gaat ze groenten planten. ‘Mag ik mee helpen?’, vraagt Joewan. ‘Ja, dat mag’. Even later zijn ze in de tuin. | |
[pagina 15]
| |
![]() | |
[pagina 16]
| |
Joewan is een flinke jongen. Hij helpt graag werken. Als zijn moesje de keuken opruimt, veegt hij de vloer. Dat vindt hij prettig. | |
[pagina 17]
| |
![]() | |
[pagina 18]
| |
Nu helpt hij Jaja met planten. De knollen van de tajerblad moeten schoongemaakt worden. ‘Met een mesje’, zegt Jaja, ‘dan hebben ze vaker zachte bladeren’. Zo kan Jaja veel groenten eten. Dat is gezond. | |
[pagina 19]
| |
![]() | |
[pagina 20]
| |
Jaja snijdt de wortels van de knol af. Joewan doet dat ook. Dat gaat niet zo goed. Eindelijk heeft hij een knol schoon. Joewan steekt de knol in het zand. Maar dat gaat niet. | |
[pagina 21]
| |
![]() | |
[pagina 22]
| |
Hij kijkt hoe Jaja het doet. Nu weet hij het al. Hij is ook knap. Even knap als Jaja. | |
[pagina 23]
| |
![]() | |
[pagina 24]
| |
Als hij er één geplant heeft en dan nog een paar, vraagt Jaja: ‘Joewan, lust jij een koekje?’ Ja, dat lust Joewan graag. Dan gaat Jaja naar binnen. Ze gaat koekjes halen. | |
[pagina 25]
| |
![]() | |
[pagina 26]
| |
Joewan gaat onder een boom zitten. Hij is moe. Japi gaat ook zitten. Hij is ook moe. Hij heeft ook knollen gesneden. | |
[pagina 27]
| |
![]() | |
[pagina 28]
| |
Jaja brengt een blik met koekjes. ‘Hier zijn lekkere koekjes’, zegt ze. ‘Die heb ik gisteren gebakken’. | |
[pagina 29]
| |
![]() | |
[pagina 30]
| |
Joewan eet een koekje. Japi ook. Dan krijgt elk er nog een! Wat heerlijk! | |
[pagina 31]
| |
![]() | |
[pagina 32]
| |
Als ze wat uitgerust zijn, gaan ze weer planten. Knollen schoonmaken en in de grond steken. Dat is zwaar werk. | |
[pagina 33]
| |
![]() | |
[pagina 34]
| |
Joewan is niet lui. Hij helpt Jaja met planten. Hij is een flinke jongen. Is Japi ook flink? | |
[pagina 35]
| |
![]() | |
[pagina 36]
| |
Als Joewan omkijkt, ziet hij alle knollen liggen. ‘Mijn gunst!’ roept hij, ‘Japi, wat doe jij nu?’ Hij pakt een stok maar Jaja houdt hem tegen. | |
[pagina 37]
| |
![]() | |
[pagina 38]
| |
‘Nee!’, zegt ze, ‘jij mag de dieren niet slaan’. Dan kijkt ze naar de knollen en ze schudt haar hoofd. ‘Kom hier’, zegt ze, ‘stop gauw weer alle knollen onder’. Japi komt met zijn staart tussen zijn poten naar Jaja toe. | |
[pagina 39]
| |
![]() | |
[pagina 40]
| |
Hij pakt een mes en een knol. Hij maakt een gaatje in de grond en stopt de knol erin. ‘Goed zo’, zegt Jaja. ‘Dat is een goede straf voor apen’. | |
[pagina 41]
| |
![]() | |
[pagina 42]
| |
Jaja staat met haar handen in haar zij. ‘Alles weer planten’, zegt ze. ‘Dan doe jij niet meer stout’. Dat vindt Joewan ook. Stoute apen verdienen straf. | |
[pagina 43]
| |
![]() |
|